Afbeelding en schaduw van hemelse dingen (5)

Joh. de Heer / ds. Henk Schouten • 88 - 2012 • Uitgave: 18
‘En alle vrouwen, die wijs van hart waren, sponnen met haar handen, en zij brachten het gesponnene, de hemelsblauwe zijde, en het purper, het scharlaken, en het fijn linnen. En alle vrouwen, welker hart haar bewoog in wijsheid, die sponnen het geiten haar.’ (Exodus 35:25,26)

Ook de vrouwen namen deel aan het werk aan de tabernakel. Zij, die er aanstoot aan nemen dat vrouwen meewerken in de gemeente, mogen hier wel eens aan denken. Zij die ‘wijs van hart’ waren, sponnen het fijne linnen, purper, hemelsblauw en scharlaken, terwijl zij van wie het ‘hart bewogen werd in wijsheid’ het grovere geitenhaar sponnen. Er was veel te spinnen. Wat een kostelijke hulp hebben de vrouwen daarmee bewezen! Nee, God sluit de vrouwen niet uit.

God rekent ook niet met stand, positie, geleerdheid of dergelijke; Hij let bij de arbeidsters slechts op ‘een wijs hart’. Hij bewijst Zich sterk aan hen van wie het ‘hart volkomen is tot Hem’ (2 Kronieken 16:9). In de waardering van de arbeiders kunnen mensen, zelfs profeten, zich nog wel een vergissen. Maar God vergist Zich nooit, want Hij ziet niet aan wat voor ogen is. Hij ziet het hart aan (1 Samuël 16:7).
Geen vrouw echter, was geroepen tot het priesterambt. Geen vrouw zal in de arbeid van het evangelie, als zij wijs van hart is, zich boven de man verheffen. Zij zal begrijpen dat, hoewel in Christus geen man of vrouw is, haar weg toch meer ligt in een leven van stille onderworpenheid (1 Petrus 3:1), in trouw in het kleine, in liefde tot de man en kinderen, om langs deze weg hen voor Christus te winnen en voor de hemel op te voeden (1 Timoteüs 1:5). De moeder en grootmoeder van Timoteüs hadden, achter de schermen, een heerlijk werk tot stand gebracht (2 Timoteüs 1:5), een werk waarvan Paulus moest erkennen, dat het Timoteüs in staat gesteld en geschikt gemaakt had tot de dienst van God (Filippenzen 2:19-22). Wat een kostelijk garen hadden deze vrouwen gesponnen!

Uit de Schrift blijkt duidelijk dat het versiersel van vrouwen bestaat uit goede werken (1 Timoteüs 2:9-11); en zo is na het volbrengen van de huiselijke taken, ook nog wel tijd te vinden tot het ‘spinnen’. Er is een groot arbeidsveld voor vrouwen, doch in stille, niet in het oog vallende liefdewerk, daarin vind zij haar versiering! Leerzaam voor de aangeboren ijdelheid van veel vrouwen is het te weten hoe men aan de deur van de tent der samenkomst te hoop liep en daar de spiegels offerde (Exodus 38:8). Deze vrouwen gingen nu geheel op in het werk voor de tabernakel. Zij die op God hopen, leren waardiger versierselen kennen dan zichzelf te bewonderen en zodanige vrouwen zullen ook de juiste plaats innemen naast hun man (1 Petrus 3:3-5).

Verhinder vrouwen niet in het werk van God. Het waren vrouwen die Jezus dienden met hun goederen (Lucas 8:3). Het waren drie Maria’s die, wenend aan de voet van het kruis, het lijden van de Heer verzachtten (Johannes 19:25). Het was een vrouw, die tegen de kritiek van de discipelen in, haar Heer huldigde (Matteüs 26:8) en omdat zij ‘deed wat zij kon’ werd zij door de Heiland voor de gehele wereld als een voorbeeld gesteld (Marcus 14:9). Het was een vrouw die door haar vrijmoedig getuigenis bijna een hele stad aan de voeten van Jezus bracht (Johannes 14:39). Het waren vrouwen die de blijde boodschap van de opstanding brachten (Matteüs28:28) en zo is de Heilige Geest ook vandaag onuitputtelijk in het uitdelen van geschikt werk voor vrouwen.

(Overgenomen en bewerkt uit: ‘De Geestelijke beteekenis van den Tabernakel’ van Joh. de Heer, door ds. Henk Schouten)