Afbeelding en schaduw van hemelse dingen (44)

Joh. de Heer / ds. Henk Schouten • 90 - 2014 • Uitgave: 18
De oprichting en zalving van de tabernakel (3)

‘Johannes doopte wel met water, maar u zult door de Heilige Geest gedoopt worden’ (Handelingen 1:5, HSV)


Wanneer we nog eenmaal luisteren naar de lessen van de oprichting van de tabernakel, dan worden we geraakt door het beeld van de zalfolie waarmee zaken van de tabernakel werden gezalfd, maar die ook op het hoofd van Aäron kwam en van zijn baard afdroop. Werd reukwerk in droge vorm gebruikt om de rook opwaarts, omhoog te voeren; de zalfolie was vloeibaar en stroomde neerwaarts. Een in het oog springend verschil. De afdruipende olie was bestemd om de tabernakel en zijn gereedschappen te zalven en Gods dienaren geschikt te maken, om God aan de mens te openbaren. Het opgaande reukwerk diende om de mens voor God te openbaren.

Een goede reuk
/i‘Blijf in Mij en Ik in U’

(Johannes 15:4, HSV). Zonder het vuur dat de offers verteert en het reukwerk omhoog laat gaan, kunnen we Gode niet behagen. Zonder zalfolie die afdruipt, kunnen wij de mensen niet ten zegen zijn. De dienst van God moet aan dit tweeledig doel beantwoorden: Gode welbehaaglijk en aangenaam voor mensen (zie ook Romeinen 14:18).
De Heilige Geest maakt ons rechtvaardig voor God (Romeinen 14:17), schenkt vrede aan eigen hart en openbaart zich door onze blijdschap aan de wereld. Zoals kalmoes, mirre en kaneel behoren tot de welriekende specerijen, komende uit verre landen (Hooglied 4:14-16; Jeremia 6:20; Ezechiël 27:19), die niet behoren tot de voortbrengselen van de woestijn, zo is ook het werk van de Heilige Geest vreemd aan onze eigen natuur. Het is een werking die vanuit de hemel in ons wordt gestort en daardoor ons tot een goede reuk voor God en mensen maakt (2 Korintiërs 2:14-16).

In alles aangenaam
Een afzonderlijke beschrijving van elke specerij in het bijzonder vermag ik niet te geven; de taal van de geuren is weinig geschikt om in woorden om te zetten. Straks echter zullen we ook die taal verstaan en daarin Gods wonderbare bedoeling kunnen lezen. Alleen dit nog: in het Hooglied van de liefde worden de woorden, komend van de lippen van de Bruidegom, vergeleken met vloeiende mirre (Hooglied 5:13), terwijl wij ook in de Schrift vinden dat mirre en kassie behoren tot de geuren van de Koninklijke kleding (Psalm 45:9).
De dienaar van God maakt zich in alles aangenaam (2 Korintiërs 6:4). Zijn Koninklijke waardigheid bestaat in het dienen van anderen. Zijn woorden zijn te allen tijde aangenaam, met zout smakelijk gemaakt (Kolossenzen 4:6). Zijn liederen zijn met dank in het hart (Kolossenzen 3:16). En gelijk de priesters voor zichzelf het eerst de geur van de zalfolie genoten, genieten ook zij, die in aangenaamheid God en mensen dienen, zelf het eerst de blijdschap en de zegen van de werking van de Heilige Geest.

Die liefdegeur moet elk tot liefde nopen,
Als d’olie, die van Aärons hoofd gedropen
Zijn baard en klederzoom doortrekt.
Z’ is als de dauw, die Hermons kruin bedekt,
Die Zions top met vruchtbaar nat besproeit,
En op zijn bergen nedervloeit.

Psalm 133:2

(Overgenomen en bewerkt uit: ‘De Geestelijke betekenis van den Tabernakel’ van Joh. de Heer, door ds. Henk Schouten)