Afbeelding en schaduw van hemelse dingen (39)
De gouden kruik met het Manna
‘Het brood Gods is Hij, die uit de hemel neerdaalt en de wereld het leven geeft’ (Johannes 6:33, HSV).
‘Neem een gouden kruik en doe daar een volle gomer manna in, en zet die voor het aangezicht van de Heere om het te bewaren, al hun generaties door’ (Exodus 16:33, HSV).
In de Ark was ook een gouden kruik met manna (Hebreeën 9:4), door Aäron verzameld; zij bevatte één gomer, dat was een hoeveelheid voor één persoon per dag. Deze kruik moest bewaard worden zodat alle nakomende geslachten het brood zouden kunnen zien dat de Here God aan het volk gegeven had, gedurende de woestijnreis (Exodus 16:32).
Het was het manna dat God had doen regenen in antwoord op hun gemopper, toen zij zeiden: ‘Zij spraken tegen God en zeiden: Zou God een tafel gereed kunnen maken in de woestijn?’ (Psalm 78:19, HSV).
De gomer Manna was tot een getuigenis in de Ark voor de woestijnreizigers en herinnerde eraan dat God elke dag opnieuw iedereen zijn dagelijks brood geeft. Van dit manna zegt Jezus zelf: ‘Niet Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar Mijn Vader geeft u het ware brood uit de hemel’ (Johannes 6:32, HSV).
Genade voor één dag
Hij is het Manna. In Hem is het leven (Johannes 1:4), Hij geeft het steeds voldoende voor iedere dag. Uit Zijn volheid hebben wij allen ontvangen genade voor genade (Johannes 1:16). Lees vooral niet genade én genade. Slechts steeds proviand voor één dag, dat is voldoende voor vandaag, doch niet voor morgen (Exodus 16:20-24). Veel christenen doen verkeerd door steeds heden genade te vragen voor de toekomst; ze worden dan natuurlijk teleurgesteld. Het manna dat voor de volgende dag werd verzameld bedierf en werd oneetbaar en onbruikbaar.
Andere christenen trachten te teren op vroegere ervaringen in de genade, doch de genade van gisteren is heden evenmin bruikbaar zoals het manna onder Israël van de vorige dag onbruikbaar was. Elke dag zijn eigen hoeveelheid, steeds genoeg. De Here leert ons ook bidden ‘geef ons heden ons dagelijks brood’ en ‘wees dan niet bezorgd over de dag van morgen’ (Matteüs 6:11 en 34).
Verborgen Manna
Op de sabbat viel het manna niet en de Mannaregen hield helemaal op toen de Israëlieten in het land Kanaän kwamen waar zij van het overjarig koren aten (Jozua 5:12). In de beschrijving van de Ark in de tempel van Salomo vinden we dan ook de kruik met zichtbaar manna niet meer vermeld. Aan hen die overwinnen is het verborgen Manna beloofd, namelijk het leven van de onsterflijkheid, dat met Christus verborgen is in God (Kolossenzen 3:3,4) en bij Christus‘ openbaring in heerlijkheid ook aan ons zal worden geopenbaard.
Het zichtbare Manna viel niet op de Sabbat; dan behoefde men niet te verzamelen. Zij, die hun rust in Christus gevonden hebben, bezitten het verborgen Manna. Zij hebben de Here zelf. Zij moeten ophouden te zoeken en slechts blijven in de rust. In Hem hebben zij hun Sabbat en hun Manna.
Jezus is het Brood des Levens!
Uit de hemel neergedaald,
Schenkt Hij krachten, geeft Hij vreugde,
Waar geen and’re vreugd bij haalt.
(Zangbundel Johannes de Heer 324:1)
(Overgenomen en bewerkt uit: ‘De Geestelijke betekenis van den Tabernakel’ van Joh. de Heer, door ds. Henk Schouten)
‘Het brood Gods is Hij, die uit de hemel neerdaalt en de wereld het leven geeft’ (Johannes 6:33, HSV).
‘Neem een gouden kruik en doe daar een volle gomer manna in, en zet die voor het aangezicht van de Heere om het te bewaren, al hun generaties door’ (Exodus 16:33, HSV).
In de Ark was ook een gouden kruik met manna (Hebreeën 9:4), door Aäron verzameld; zij bevatte één gomer, dat was een hoeveelheid voor één persoon per dag. Deze kruik moest bewaard worden zodat alle nakomende geslachten het brood zouden kunnen zien dat de Here God aan het volk gegeven had, gedurende de woestijnreis (Exodus 16:32).
Het was het manna dat God had doen regenen in antwoord op hun gemopper, toen zij zeiden: ‘Zij spraken tegen God en zeiden: Zou God een tafel gereed kunnen maken in de woestijn?’ (Psalm 78:19, HSV).
De gomer Manna was tot een getuigenis in de Ark voor de woestijnreizigers en herinnerde eraan dat God elke dag opnieuw iedereen zijn dagelijks brood geeft. Van dit manna zegt Jezus zelf: ‘Niet Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar Mijn Vader geeft u het ware brood uit de hemel’ (Johannes 6:32, HSV).
Genade voor één dag
Hij is het Manna. In Hem is het leven (Johannes 1:4), Hij geeft het steeds voldoende voor iedere dag. Uit Zijn volheid hebben wij allen ontvangen genade voor genade (Johannes 1:16). Lees vooral niet genade én genade. Slechts steeds proviand voor één dag, dat is voldoende voor vandaag, doch niet voor morgen (Exodus 16:20-24). Veel christenen doen verkeerd door steeds heden genade te vragen voor de toekomst; ze worden dan natuurlijk teleurgesteld. Het manna dat voor de volgende dag werd verzameld bedierf en werd oneetbaar en onbruikbaar.
Andere christenen trachten te teren op vroegere ervaringen in de genade, doch de genade van gisteren is heden evenmin bruikbaar zoals het manna onder Israël van de vorige dag onbruikbaar was. Elke dag zijn eigen hoeveelheid, steeds genoeg. De Here leert ons ook bidden ‘geef ons heden ons dagelijks brood’ en ‘wees dan niet bezorgd over de dag van morgen’ (Matteüs 6:11 en 34).
Verborgen Manna
Op de sabbat viel het manna niet en de Mannaregen hield helemaal op toen de Israëlieten in het land Kanaän kwamen waar zij van het overjarig koren aten (Jozua 5:12). In de beschrijving van de Ark in de tempel van Salomo vinden we dan ook de kruik met zichtbaar manna niet meer vermeld. Aan hen die overwinnen is het verborgen Manna beloofd, namelijk het leven van de onsterflijkheid, dat met Christus verborgen is in God (Kolossenzen 3:3,4) en bij Christus‘ openbaring in heerlijkheid ook aan ons zal worden geopenbaard.
Het zichtbare Manna viel niet op de Sabbat; dan behoefde men niet te verzamelen. Zij, die hun rust in Christus gevonden hebben, bezitten het verborgen Manna. Zij hebben de Here zelf. Zij moeten ophouden te zoeken en slechts blijven in de rust. In Hem hebben zij hun Sabbat en hun Manna.
Jezus is het Brood des Levens!
Uit de hemel neergedaald,
Schenkt Hij krachten, geeft Hij vreugde,
Waar geen and’re vreugd bij haalt.
(Zangbundel Johannes de Heer 324:1)
(Overgenomen en bewerkt uit: ‘De Geestelijke betekenis van den Tabernakel’ van Joh. de Heer, door ds. Henk Schouten)