Afbeelding en schaduw van hemelse dingen (38)
Joh. de Heer / ds. Henk Schouten • 90 - 2014 • Uitgave: 11
De bloeiende staf van Aäron
‘U bent Mijn Zoon, Ik heb U heden verwekt’ (Psalm 2:7, HSV)
‘Breng de staf van Aäron terug vóór de getuigenis, om hem te bewaren, als teken voor de opstandigen’ (Numeri 17:10, HSV).
Behalve de tafelen van het getuigenis en de gouden kruik met manna, bevatte de Ark ook de staf van Aäron, die gebloeid had (Hebreeën 9:4). Deze had zijn ontstaan, net als de kruik met manna, te danken aan het mopperen van de Israëlieten. Korach stond naar het hogepriesterlijke ambt en maakte zich met Dathan en Abiram daar hard voor. Toen zij met hun gezinnen in de grond weggezonken waren, beschuldigde de rest van het volk Mozes en Aäron ervan dat zij het volk van de Here gedood hadden (Numeri 16:3). Hierop volgde een ontzettende plaag (Numeri 16:49). De hogepriesterlijke bemiddeling van Aäron verhinderde dat de plaag verder zou gaan. Hij stond tussen de levenden en doden. In dit feit hebben wij een heerlijk bewijs van hetgeen de hogepriesterlijke voorbede kan doen.
De Here liet twaalf staven brengen, afgesneden boomtakken, voor elke stam één tak (Numeri 17:2). De namen van de stammen werden daarop geschreven en op die van Levi de naam van Aäron. Vervolgens werden ze in de tent der samenkomst gelegd, vóór de getuigenis.
‘En het zal gebeuren dat de staf van de man die Ik verkies, in bloei zal staan’ (Numeri 17:5, HSV). God gaf hiermee getuigenis aan Aäron, want zijn staf bloeide de andere dag. ‘Niemand neemt die eer voor zichzelf, maar men wordt er door God toe geroepen, zoals Aäron’ (Hebreeën 5:4, HSV). Wat een bewaring voor hoogmoed, dat zo dikwijls wel gevonden wordt ook in kerken en kringen.
Eén Middelaar
‘Zo heeft ook Christus Zichzelf niet de eer gegeven om Hogepriester te worden, maar Hij Die tot Hem heeft gesproken: U bent Mijn Zoon, heden heb Ik u verwekt’ (Hebreeën 5:5, HSV).
Geen bemiddeling, noch van Gabriël, noch van Rafaël, noch van Maria, noch van Paulus, noch van Henoch, noch van enige heilige kan ons helpen. Zoals er maar één God is, zo is er ook maar één Middelaar tussen God en de mensen: de Mens Jezus Christus, ‘Die Zichzelf gegeven heeft als een losprijs voor allen’ (1 Timoteüs 2:6).
De afgesneden tak, die in één nacht knop, bloesem en vrucht voortbracht, is het rijsje, dat zou voortkomen uit de afgehouwen tronk van Isaï (een scheut uit zijn wortelen zou vrucht voortbrengen).
Het is onze gezegende Heiland en Hogepriester Jezus Christus, waarvan gezegd is: ‘Op Hem zal de Geest van de Heer rusten’ (Jesaja 11:1,2).
Jezus, Uw naam zij d’hoogste eer
In hemel, aard’ en lucht!
Voor u knielt mens en engel neer,
En Satan vreest en vlucht.
Geen and’re pleitgrond hebben wij,
Niets maakt naast Hem ons vrij;
Het is genoeg dat Jezus stierf,
Ja, stierf voor u en mij!
(Zangbundel Johannes de Heer 562:1)
(Overgenomen en bewerkt uit: ‘De Geestelijke betekenis van den Tabernakel’ van Joh. de Heer, door ds. Henk Schouten)
‘U bent Mijn Zoon, Ik heb U heden verwekt’ (Psalm 2:7, HSV)
‘Breng de staf van Aäron terug vóór de getuigenis, om hem te bewaren, als teken voor de opstandigen’ (Numeri 17:10, HSV).
Behalve de tafelen van het getuigenis en de gouden kruik met manna, bevatte de Ark ook de staf van Aäron, die gebloeid had (Hebreeën 9:4). Deze had zijn ontstaan, net als de kruik met manna, te danken aan het mopperen van de Israëlieten. Korach stond naar het hogepriesterlijke ambt en maakte zich met Dathan en Abiram daar hard voor. Toen zij met hun gezinnen in de grond weggezonken waren, beschuldigde de rest van het volk Mozes en Aäron ervan dat zij het volk van de Here gedood hadden (Numeri 16:3). Hierop volgde een ontzettende plaag (Numeri 16:49). De hogepriesterlijke bemiddeling van Aäron verhinderde dat de plaag verder zou gaan. Hij stond tussen de levenden en doden. In dit feit hebben wij een heerlijk bewijs van hetgeen de hogepriesterlijke voorbede kan doen.
De Here liet twaalf staven brengen, afgesneden boomtakken, voor elke stam één tak (Numeri 17:2). De namen van de stammen werden daarop geschreven en op die van Levi de naam van Aäron. Vervolgens werden ze in de tent der samenkomst gelegd, vóór de getuigenis.
‘En het zal gebeuren dat de staf van de man die Ik verkies, in bloei zal staan’ (Numeri 17:5, HSV). God gaf hiermee getuigenis aan Aäron, want zijn staf bloeide de andere dag. ‘Niemand neemt die eer voor zichzelf, maar men wordt er door God toe geroepen, zoals Aäron’ (Hebreeën 5:4, HSV). Wat een bewaring voor hoogmoed, dat zo dikwijls wel gevonden wordt ook in kerken en kringen.
Eén Middelaar
‘Zo heeft ook Christus Zichzelf niet de eer gegeven om Hogepriester te worden, maar Hij Die tot Hem heeft gesproken: U bent Mijn Zoon, heden heb Ik u verwekt’ (Hebreeën 5:5, HSV).
Geen bemiddeling, noch van Gabriël, noch van Rafaël, noch van Maria, noch van Paulus, noch van Henoch, noch van enige heilige kan ons helpen. Zoals er maar één God is, zo is er ook maar één Middelaar tussen God en de mensen: de Mens Jezus Christus, ‘Die Zichzelf gegeven heeft als een losprijs voor allen’ (1 Timoteüs 2:6).
De afgesneden tak, die in één nacht knop, bloesem en vrucht voortbracht, is het rijsje, dat zou voortkomen uit de afgehouwen tronk van Isaï (een scheut uit zijn wortelen zou vrucht voortbrengen).
Het is onze gezegende Heiland en Hogepriester Jezus Christus, waarvan gezegd is: ‘Op Hem zal de Geest van de Heer rusten’ (Jesaja 11:1,2).
Jezus, Uw naam zij d’hoogste eer
In hemel, aard’ en lucht!
Voor u knielt mens en engel neer,
En Satan vreest en vlucht.
Geen and’re pleitgrond hebben wij,
Niets maakt naast Hem ons vrij;
Het is genoeg dat Jezus stierf,
Ja, stierf voor u en mij!
(Zangbundel Johannes de Heer 562:1)
(Overgenomen en bewerkt uit: ‘De Geestelijke betekenis van den Tabernakel’ van Joh. de Heer, door ds. Henk Schouten)
