Afbeelding en schaduw van hemelse dingen (26)

Joh. de Heer / ds. Henk Schouten • 89 - 2013 • Uitgave: 23
De tafel met de toonbroden (Exodus 25:23-30)

‘De Heer is mijn Herder, mij zal niets ontbreken’ (Psalm 23:1).

Verlicht door een gouden kandelaar zien we in het heilige een met goud overtrokken tafel, met ringen aan de hoeken om de handbomen voor vervoer door te steken. Op die tafel bevonden zich twee stapels brood voor Mijn aangezicht. Deze tafel is een prachtig beeld van een leven en overvloed, naast het brood ontbrak ook de wijn niet waar de kroezen naar verwezen. Deze tafel ten dienste van de priesters zal tot een voorbeeld voor de gemeenschap van gelovigen mogen worden. Een gouden kandelaar met overvloed aan heerlijk licht en een gouden tafel gedekt met overvloed van heilige spijs.
Bij het zien van deze tafel worden onze gedachten getrokken naar de herderspsalm (Psalm 23), waarin David de genietingen beschrijft van grazige weiden en stille wateren, tegenover zijn tegenstanders en waarom hij dan ook besluit om in het huis van de Here te verblijven tot in lengte van dagen.
Wie is die goede Herder, die voor zo’n tafel zorgt? Hij is het die spreekt: ‘Ik ben gekomen, opdat zij het leven hebben en overvloed. Ik ben de goede Herder’ (Johannes 10:10-11), ‘Ik ben het levende brood, Dat uit de hemel nederdaalde; zo iemand van dit brood eet, die zal in eeuwigheid leven’ (Johannes 6:51). God heeft Zijn eigen Zoon gegeven, hoe zal Hij ons dan met Hem ook niet alle dingen schenken (Romeinen 8:32)?

Voorwaarde voor ontvangen
Hoe komt het dan toch dat zoveel christenen, bij al die overvloed, hun door de Here geschonken, nog gebrek lijden in hun geestelijk leven? Twee dingen kunnen hiervan de oorzaak zijn:
1. Onbekend met Gods bedoeling, dat de Godzaligheid tot alle nut is en een belofte inhoudt voor het tegenwoordige en het toekomende leven (1 Timoteüs 4:8). Dat betekent dat we in de tegenwoordige tijd al van de toekomstige zaligheid mogen proeven.
2. Er wordt niet voldaan aan de voorwaarden voor het verkrijgen van deze overvloed. Wat zijn die voorwaarden? De toonbroden moesten elke sabbat vers voor het aangezicht van de Here toebereid worden. Eerst voor de Here, daarna mochten de zonen van Aäron eten. De voorwaarde voor ontvangen is geven. Israël mocht niet eten van de eerstelingen, voordat de garve voor Gods aangezicht werd bewogen (Leviticus 23:11-14). Daarna begon het feest van de oogst. ‘Breng de gehele tiende naar de voorraadkamer, opdat er spijze zij in uw huis.’ God vraagt, maar geeft overvloed terug. De deur waardoor de zegeningen komen heet volkomen overgave en gehoorzaamheid.

Tafel van de Here
De tafel des Heren is een gemeenschappelijke tafel. De tafel stond in het heilige en daar konden alleen de priesters van eten. De tafel des Heren is een reine tafel (Leviticus 24:6), welke niet door huichelachtige handelingen of lege vormen tot een verachtelijke tafel mag worden gemaakt (Maleachi 1:7). Deelhebben aan de tafel des Heren is deelhebben aan Zijn vlees en bloed (1 Korintiërs 10:16). Naarmate wij deelhebben aan Zijn dood zullen wij ook delen in Zijn opstandingskracht (Filippenzen 3:10-11).
Deel hebben aan de tafel van de Here is ook deelhebben aan elkaar. Het is niet alleen een priesterlijke, maar ook een Koninklijke tafel. De koningin van Sheba kwam in verwondering toen ze in het Paleis van Salomo kwam en diens tafels zag (1 Koningen 10:5).
Mochten de priesters slechts op de Sabbat van het heilige brood eten, na het aanbreken van de ware Sabbat braken de discipelen dagelijks en aten met vreugde (Handelingen 2:46). Zo mogen we dagelijks verse en nieuwe stof ontvangen om God te verheerlijken.

God heb ik lief, want die getrouwe Heer
Hoort mijne stem, mijn smekingen, mijn klagen;
Hij neigt Zijn oor, ‘k roep tot Hem al mijn dagen;
Hij schenkt mij hulp, Hij redt mij keer op keer.

Psalm 116

(Overgenomen en bewerkt uit: ‘De Geestelijke beteekenis van den Tabernakel’ van Joh. de Heer, door ds. Henk Schouten)