Afbeelding en schaduw van hemelse dingen (24)

Joh. de Heer / ds. Henk Schouten • 89 - 2013 • Uitgave: 21
Niet door kracht of geweld
(Zacharia 4:6)


In de klassieke olielampen waren twee dingen onmisbaar, de olie en de pit. Men kan de Bijbel hoog houden, kussen en erbij zweren. Als kerk of individu kunnen we belijden alles te geloven wat erin geschreven staat. Maar wanneer de olie van de Heilige Geest ontbreekt en het lontje van het ‘eigen ik’ door op-branding niet steeds kleiner wordt, zal er geen licht, maar duisternis zijn.

‘Gij hebt Mijn woord bewaard en Mijn Naam niet verloochend’ (Openbaring 3:8). Zo klonk de lofrede van de Heiland voor de gemeente Filadelfia, dat ‘broederliefde’ betekent. Haar kracht was klein, maar ze had een machtige helper; voor haar werden gegrendelde deuren geopend door Hem die de sleutel van David heeft (Openbaring 3:7).
De olie behoorde niet, evenals de andere materialen, tot de vrijwillige giften; zij moest naar Gods bevel gebracht worden: ‘Gebied de Israëlieten, dat zij tot u brengen zuivere olie, uit gestoten olijven, voor de kandelaar’ (Leviticus 24:2). Evenmin als zonder bloedstorting vergeving geschiedt, komt men zonder de Heilige Geest, tot erkenning van Jezus als Heer van ons leven (1 Korintiërs 12:13). De olijfolie is voorbeeld van de Heilige Geest die de Gemeente van God moet verlichten. Bij de bouw van de tweede tempel klonk de bemoediging ‘Wees sterk Zerubbabel,… en Jozua, zoon van Josadak,… en al het volk van het land, want Ik ben met u… overeenkomstig het woord dat Ik beloofd heb, toen gij uit Egypte uittoogt en mijn Geest in uw midden stond’ (Haggaï 2:5,6). Lamp en Olie!

Zeven lampen
Zacharia kreeg een gezicht. Hij ziet een gouden kandelaar met een oliekruikje erboven en aan elke kant een olijfboom, waarvan de takjes in gouden kruiken goud uitgieten (Zacharia 4:2 en 12). Deze olie komt van het oliekruikje boven de kandelaar, waarmee de zeven pijpen van de zeven lampen gevuld worden. De vraag van Zacharia naar de betekenis wordt beantwoord met een verwijzing naar hetgeen al eerder door Haggaï tot Zerubbabel gesproken was, namelijk: ‘niet door kracht noch door geweld, maar door Mijn Geest!’ (Zacharia 4:6).

De zeven Geesten Gods (Openbaring 5:6), die uit Hem zijn, gaan door alle landen, om krachtig bij te staan hen, wier hart volkomen naar Hem uitgaat (2 Kronieken 16:9).
Het is deze zevenvoudige kracht, die machtig is de ongerechtigheid van een land op één dag weg te nemen (Zacharia 3:9), die ook de kracht is van de Gemeente; het is de olie, die voortkomt uit de twee olijfbomen (Zacharia 4:11-14), die voor de Here van de ganse aarde staan.
Laten wij onze gebeden om de Heilige Geest vermenigvuldigen, opdat de Gemeente van God zal zijn: een zevenvoudige, gouden kandelaar, één met Jezus, als haar hoofd, vruchtbaar als amandelroeden, voortbrengen bloesems, knoppen en vruchten, dragende de gouden lampen van Gods woord, gevuld met de zuivere Olijfolie van de Geest, waarin de pit van het ‘eigen ik’ al brandende en lichtende verteert.

Niet ik, maar Christus zij geëerd, geprezen,
Niet ik, maar Christus zij mijn woord en lied;
Niet ik, maar Christus mag mijn leven wezen,
Niet Ik, maar Christus zij ’t, die men steeds ziet.
O, van mij zelve verlost te zijn,
Van ’t oude ‘ik’ gans vrij!
Help mij, o Heer, dat niet meer ik,
Maar Christus leeft in mij.

(Zangbundel Joh. de Heer 476:1)

(Overgenomen en bewerkt uit: ‘De Geestelijke beteekenis van den Tabernakel’ van Joh. de Heer, door ds. Henk Schouten)