Afbeelding en schaduw van hemelse dingen (22)

Joh. de Heer / ds. Henk Schouten • 89 - 2013 • Uitgave: 19
Het licht der wereld (2)
(Johannes 8:12; Exodus 25-31)


De kandelaar was uit één stuk gedreven, uit één talent goud gesmeed. Jezus Christus is de eniggeboren Zoon van de Vader en Zijn gemeente is uit Hem. Zó innig is Christus met Zijn gemeente verbonden, als man en vrouw; vlees van Zijn vlees en been van Zijn been (Efeziërs 5:30). De gemeente is uit Hem genomen, zoals Eva uit Adam genomen en één vlees met hem werd (Genesis 2:23). Ja, reeds voor de grondlegging der wereld heeft God Zijn gemeente uitverkoren in Hem, ‘opdat wij heilig en smetteloos voor Hem zouden zijn in de liefde’ (Efeziërs 1:4, HSV).
De gouden armen van de kandelaar gaan uit de schacht; ze zijn goud van Zijn goud. Al heeft Hij nu ook de zeven kandelaren (Openbaring 1:13) op hun voeten gesteld, Hij is het toch, die als Hogepriester in het midden van de kandelaren wandelt. En zoals de hogepriester in de tabernakel al reinigende en bijvullende de kandelaar gereed maakt, gaat onze hemelse Hogepriester tussen de kandelaren door en snoeit de ranken die geen vrucht dragen, opdat zij meer vrucht gaan dragen (Johannes 15:2).

Olijfboom
De kandelaar stond als een gouden olijfboom, die met zijn bloesems, knoppen en vruchten allen die in huis waren, verlichtte. Zij die deel willen uitmaken van die heerlijke kandelaar en een lid willen zijn van het levende lichaam van Christus, moeten dus van hun eigen lichtbron (wilde olijfboom) worden afgesneden en door het geloof worden geënt op de goede olijfboom (Romeinen 11:24), om zodoende zijn vette, lichtgevende olie deelachtig te worden. De maat van de kandelaar wordt niet aangegeven, wel zijn kwaliteit en bewerking. Het talent goud moest zolang geslagen worden, tot het kunststuk de vereiste vorm had. Wij denken hierbij aan Hem door Wiens striemen wij genezen zijn (Jesaja 53:5); ‘Die, hoewel Hij de Zoon was, gehoorzaamheid heeft geleerd uit hetgeen Hij heeft geleden’ (Hebreeën 5:8, HSV). Wij herinneren ons de uitroep van Paulus: ‘U bent immers duur gekocht. Verheerlijkt daarom God in uw lichaam en uw geest, die van God zijn’ (1 Korintiërs 6:20, HSV).

Vrucht dragen
De versieringen bestonden voor elke arm uit drie amandelnoten, met hun knoppen of bloesems, aan de schacht of stam waren er van elk vier. Gods bedoeling is dat de gemeente versierd zal zijn met dezelfde versierselen als de Here Jezus. Zij is geroepen aan het beeld van Zijn Zoon gelijk te worden (Romeinen 8:29); te wandelen zoals Hij gewandeld heeft (1 Johannes 2:6); naar Zijn beeld en gedachte veranderd te worden van heerlijkheid tot heerlijkheid, als van de Geest des Heren (2 Korintiërs 3:18); en vernieuwd te worden tot kennis naar het evenbeeld van Degene, die Hem geschapen heeft (Kolossenzen 3:10); om Zijn gemeente toe te bereiden, zonder vlek of rimpel, heilig en onberispelijk (Efeziërs 5:27).
Waarom echter amandelnoten? We denken aan de roeping van Jeremia. In Jeremia 1:12 lezen we: ‘want Ik waak over Mijn woord om dat te doen’ (HSV). De amandelboom is de eerste boom van alle bomen die bloeit, al in januari. Zo moet ook de gelovige ‘vroeg in de weer zijn’. Wanneer God onze mond aanroert, zoals bij Jeremia, zal Zijn woord bloeien als een amandeltwijg. Hij zal wakker zijn, waken over Zijn woord.
Behalve vruchten zijn er ook knoppen en is er bloesem. Dat heeft te maken met ontwikkeling. Niet allen kunnen, net als Paulus, terstond na hun bekering predikers in de synagoge zijn (Handelingen 9:20). Ware gelovigen, die deel uitmaken van de Kandelaar, zullen hetzij als knop, bloesem of vrucht, de Heer van de Wijngaard (Matteüs 21:41) niet teleurstellen in Zijn verwachting om vruchten op haar tijd te hebben.

De zeven Geesten voor de troon,
Zij met de Vader en de Zoon
Aanbidding, lof en ere!
Het Zevengeestental is Eén,
Oneindig in verscheidenheên,
Maar steeds één Geest, één Here!
Bij donderslag en stemgeluid
Schiet Hij in zeven stralen uit,
Op d’allerhande scharen!
Van Hem is ’t vloeib’re olijvengoud,
Dat d’eeuw’gen lichtglans onderhoudt
Der zeven kandelaren!

(Zangbundel Joh. de Heer 123:1)

(Overgenomen en bewerkt uit: ‘De Geestelijke beteekenis van den Tabernakel’ van Joh. de Heer, door ds. Henk Schouten)