Afbeelding en schaduw van hemelse dingen (15)

Joh. de Heer / ds. Henk Schouten • 89 - 2013 • Uitgave: 9
Jezus Christus, het fundament

‘Want een ander fundament, dan dat er ligt, namelijk Jezus Christus, kan niemand leggen.’ (1 Korintiërs 3:11)

De Here God had het bevel gegeven: ‘Zij zullen Mij een heiligdom maken, dat Ik in het midden van hen wone.’ Het is goed om hier regelmatig bij stil te staan. De tabernakel is gemaakt naar Gods eigen bestek. We gaan nu wat nauwkeuriger naar het gebouw kijken, de ruimte waar de ark van God was opgesteld.
Onder elke staande plank moest een zilveren voet geplaatst worden (Exodus 26:19), elke zilveren voet vertegenwoordigde een talent zilver (Exodus 38:27). In totaal waren er 100 zilveren voeten. Deze voeten waren gemaakt van het zilver van het losgeld van de kinderen Israëls (Exodus 30:14,15). Dit was de losprijs voor hun ziel. Andere offers voor de tabernakel waren vrijwillig, maar met dit zilver lag er wel de verplichting. Ieder die tot de getelden wilde behoren, moest een halve sikkel geven, ongeacht persoonlijke welstand of gebrek daaraan. Er was geen onderscheid, voor allen dezelfde prijs.

De losprijs voor elke ziel bedroeg een halve sikkel. Indien het volk geteld zou worden, zonder dat deze losprijs betaald was, zou er een plaag onder hen uitbreken. Dit is dan waarschijnlijk ook de reden geweest, waarom onder de telling die David had bevolen die vreselijke plaag was uitgebroken. We lezen tenminste nergens over de losprijs die betaald had moeten worden. De plaag hield bovendien juist daar op waar God in het offer had voorzien, namelijk op de berg Moria (2 Samuël 24). Zou dat misschien ook de oorzaak zijn van de geestelijke zwakte in zoveel kerken, omdat er honderden zijn, die wel in de registers staan ingeschreven, maar die de bloedprijs nog niet hebben betaald? Het zilver van zo’n voet in de tabernakel vertegenwoordigde zesduizend getelden in Israël, zodat iedere staande plank op de losprijs van 12.000 gekochten stond.

‘Gij zijt duur gekocht’ (1 Korintiërs 6:20). De losprijs voor de gemeente bedroeg oneindig veel meer dan het fundament van de tabernakel; want zij is niet verlost door zilver of goud, maar door het dierbaar bloed van Christus (1 Petrus 1:18). ‘Want niemand kan een ander fundament leggen’

(1 Korintiërs 3:11). Op dit fundament hebben apostelen en profeten gebouwd; daarop is het gebouw van de gemeente gegrondvest (Efeziërs 2:20) en wast elk op tot een heilige tempel in de Here.

Een voorzichtig man bouwt zijn huis op een steenrots, terwijl een dwaas op zand bouwt. De zandbodem van de woestijn was niet geschikt als fundament; er moest eerst een goed fundament van zilveren voeten gelegd worden, die deed dienst als rots. Om God te kunnen dienen, moeten wij verlost zijn (1 Tessalonicenzen 1:9). De pilaren in de voorhof stonden op koperen voeten, als symbolen van de dragers van de waarheid tegenover de wereld, in de kracht van de Heilige Geest. Maar in de tempel staan de gelovigen op de bodem van het bloed van het Lam. Het is de bodem die enerzijds scheiding maakt tussen woestijnzand en de staande plank, maar anderzijds verlenen ze indien onderling gekoppeld elkaar ook vastheid.
Het kruis scheidt ons af van de wereld, maar we moeten in Christus wandelen, in Hem wortelen, vast worden in geloof. God zelf heeft dit fundament bevolen. Hij laat dat niet over aan de vrije keus, rijk en arm, zonder onderscheid, God vraagt van ieder dezelfde geloofsstap.
Tot in eeuwigheid zal de lofzang voor deze vrijkoop klinken:
‘Gij zijt waardig de boekrol te nemen en haar zegels te openen; want Gij zijt geslacht en Gij hebt hen voor God gekocht met uw bloed, uit elke stam en taal en volk en natie’ (Openbaring 5:9).

(Overgenomen en bewerkt uit: ‘De Geestelijke beteekenis van den Tabernakel’ van Joh. de Heer, door ds. Henk Schouten)