Afbeelding en schaduw van hemelse dingen (11)

Joh. de Heer / ds. Henk Schouten • 89 - 2013 • Uitgave: 4
Het brandofferaltaar (4)
(Exodus 27:2)


‘Gij zult hoornen aan de vier hoeken maken; de hoornen zullen daarmee een geheel vormen, en gij zult het overtrekken met koper.’

Aan het altaar waren vier met koper overtrokken hoornen, waarvan elk een windrichting aanwees. Die vier hoornen namen een voorname plaats in het verzoeningswerk in (Leviticus 4:30). Bovendien dienden ze als wijkplaats voor een misdadiger, die zich vastgrijpend aan één van de hoornen zijn rechtszaak mocht afwachten (Exodus 21:12-14). Wie zonder opzet een ander gedood had, vond op die manier een veilige schuilplaats tegen de zogenaamde bloedwreker. Adonia vluchtte zo voor Salomo en werd uiteindelijk in vrijheid gesteld (1 Koningen 1:50-53). Joab daarentegen vluchtte vergeefs naar de hoornen van het altaar, hij werd wel schuldig verklaard en onderging de doodstraf (1 Koningen 2:28-29).
Hoornen staan ook symbool voor kracht (Deuteronomium 33:17; Amos 6:13). Ook in de algemene geschiedenis zien we dat, koppen van gehoornde dieren werden soms op het hoofd gezet en Romeinse keizers lieten zich regelmatig met hoornen afbeelden.

Laat u verlossen
De bloedsprenging bij de hoornen van het altaar gaf aan dat dáár het leven gevonden werd. ‘Wie zijn leven verliest om Mijnentwil, die zal het vinden’ (Matteüs 16:24-25). Jezus Christus zelf wordt ‘de hoorn der zaligheid’ genoemd, uit het geslacht van David ontsproten (Psalm 132:17), die ons een hoorn des heils heeft opgericht (Lucas 1:69-70). De hoornen verkondigen naar alle windstreken: ‘Wendt u tot Mij en laat u verlossen, alle einden der aarde’ (Jesaja 45:22).
Alle mensen zijn voor God schuldig en hun schuld zal de eeuwige dood tot gevolg hebben. Het woord van God gaat verder, er is een ‘maar’ aan deze straf gekoppeld. Het kruis (altaar van de wereld) heft de vloek op en is een veilige wijkplaats voor vluchtende zondaren. De eerste die deze kracht aangreep was juist een moordenaar, ‘En hij zeide: Jezus, gedenk mijner, wanneer Gij in uw Koninkrijk komt’ (Lucas 23:42). Deze moordenaar greep de hoorn van het altaar niet tevergeefs aan. Aan het kruis werd het bewijsstuk dat tegen ons getuigde uitgewist (Kolossenzen 2:14). Daar alleen is men veilig voor de aanklachten van de wet. Daar is de van God erkende schuilplaats tegen de bloedwreker.

Wij allen zijn van nature onvrijwillige misdadigers, we doen wat we niet willen en doen niet wat we wel willen, we zijn daardoor als slaven verkocht onder de zonde. ‘Ik, ellendig mens! Wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?’ (Romeinen 7:14-16,24). Met de apostel mogen we vluchten tot de Hoorn des Heils, Jezus Christus onze Heer. ‘Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn. Want de wet van de Geest des levens heeft u in Christus Jezus vrijgemaakt, van de wet der zonde en des doods’ (Romeinen 8:1,2).
En daar God de wereld met Christus in Zichzelf verzoenende is, zendt Hij gezanten uit om alle mensen op aarde toe te roepen: ‘Laat u met God verzoenen!’ (2 Korintiërs 5:19-20).
Daarom, wendt u naar Mij toe en wordt behouden, alle gij einden der aarde.

O! Jezus mijn troost,
O! Jezus mijn kracht!
Des Vaders wil hebt Gij volbracht.
Vanuit de hemel neergedaald,
Hebt Gij voor mij ’t rantsoen betaald!
O! Jezus mijn troost,
O! Jezus mijn kracht!

(Joh. de Heer 600:1)

(Overgenomen en bewerkt uit: ‘De Geestelijke beteekenis van den Tabernakel’ van Joh. de Heer, door ds. Henk Schouten)