Abram: een zwervende Arameër op zoek naar een beter vaderland (1)
God koos Abram uit (Genesis 11:31), leidde hem eerst weg uit Ur, uit het land van de Chaldeeën (Genesis 15:7). Daarna riep Hij hem in Haran (Genesis 12:1) om hem te brengen naar het land dat Hij hem wijzen zou: Kanaän. En zelfs dat was nog maar het begin van Gods plan met Abram.
Wie zich verdiept in de geschiedenis van het volk Israël, kan niet om Abra(ha)m heen, die leefde rond 2000 voor Christus. Hij was de stamvader van de Hebreeërs, de eerste van de patriarchen, de aartsvaders, de term waarmee Abra(ha)m, zijn zonen en zijn kleinzonen worden bedoeld. Abram werd geboren in Ur der Chaldeeën, een wereldstad, gelegen aan een belangrijke handelsroute aan de Eufraat in Sumer, het zuidelijke deel van Mesopotamië, het vruchtbare tweestromenland rond de rivieren de Eufraat en de Tigris, de rivieren die ontspringen in Turkije en in het zuiden van Irak samenvloeien en uitmonden in de Perzische golf.
Archeologie
Restanten van Ur der Chaldeeën werden in 1900 ontdekt door archeoloog Charles Leonard Woolley. De schatten die hij opgroef zijn 1000 jaar ouder dan die van Toetanchamon. De meest opvallende archeologische vondst tot nog toe is een prima bewaard gebleven ziggurat, een piramidevormige tempeltoren. Drie jaar geleden werd een groot eeuwenoud complex blootgelegd, nadat sinds de jaren ’80 archeologisch onderzoek eindelijk weer mogelijk was.
Van Abram wordt gezegd dat hij een nomadische, zwervende herder was, maar het kan ook zijn dat hij aanvankelijk een stedeling was in het welvarende Ur met zijn rijke voorzieningen. Het was Terah die op een gegeven moment het initiatief nam om zijn zoon Abram, zijn kleinzoon Lot en zijn schoondochter Sarai mee te nemen naar Haran (Genesis 11:31), ook wel Paddan-Aram (Genesis 25:20) of Aram-Naharaïm (Genesis 24:10) genoemd. Het was een reis van zo’n 900 kilometer.
Arameeërs
Aram-Naharaïm is de bakermat van het Aramese volk, niet te verwarren met het Armeense volk. Het is één van de oudste volken op aarde en zij spreken de taal van Abraham, Mozes en Jezus. Zij werden, evenals het Armeense volk, het slachtoffer van het Ottomaanse Rijk. In de periode 1914-1918 kwamen ongeveer 275.000 Arameeërs om. Nog steeds worden de Aramese christenen vervolgd. In juni blies een 16-jarige zelfmoordterrorist zich op tijdens de onthulling van een monument in Beth Zalin in het noorden van Syrië ter nagedachtenis van de Aramese slachtoffers van 1915. De aanslag, de vierde binnen een jaar, was gericht op de Aramese Patriarch Afrem Karim van de Syrisch-Orthodoxe kerk, die ongedeerd bleef.
Handelsroute
Vermoedelijk is ook Terah’s zoon Nachor, de vader van Betuel en de opa van Rebekka en Laban, meegegaan, of Nachor is hen later achterna gereisd (Genesis 26:15 en 29:4) naar Haran, een belangrijke stad in het huidige Turkije, strategisch gelegen aan de belangrijke handelsroute naar de belangrijke havenstad in het huidige Libanon, Tyrus, waarvan wordt aangenomen dat het één van de eerste steden is van na de zondvloed.
Bij het vertrek uit Ur speelde al het verlangen om naar het land Kanaän te gaan (Genesis 11:31) en ook in Nehemia 9:7 wordt gesproken over de uitverkiezing van Abram uit Ur der Chaldeeën. Een tocht rechtstreeks naar Kanaän door de snikhete Arabische woestijn, was met grote kuddes schapen en geiten niet mogelijk. Daarom volgden zij één van de handelsroutes van de ‘Vruchtbare Halvemaan’, een gebied dat zich in de vorm van een halve maan uitstrekt van de Perzische Golf via Turkije en Syrië tot aan Egypte. Deze handelsroute voerde langs de oevers van de Eufraat en bracht de familie in Haran, waar ze bleven steken. Totdat God Abram riep.
Abrahams drievoudige roeping
De roeping van Abram vindt volgens Genesis 12:4 plaats wanneer Abram 75 jaar oud is. Het lijkt er bijna op dat Stefanus – op het verkeerde been gezet door de woorden aan het eind van Genesis 11 ‘en Terah stierf in Haran’ – een vergissing maakt als hij de roeping van Abram situeert in Ur (Handelingen 7:2) en het vertrek van Abram uit Haran ‘nadat zijn vader gestorven was’ (Handelingen 7:4). Want wie even snel rekent met de getallen die genoemd worden in Genesis 11:26 en 32 en 12:4 komt tot de conclusie dat Terah ‘pas’ 145 jaar oud was toen Abram op weg ging naar het land dat God hem wijzen zou. Terah leefde dus nog 60 jaar nadat Abram was weggetrokken met al zijn verworven bezittingen (waarbij we moeten denken aan kleinvee, schapen, geiten, runderen, ezels, kamelen).
Dat Abram wegtrok toen zijn vader nog leefde past ook beter bij de drievoudige roeping die Abram ontvangt: ‘Gaat u uit uw land, uit uw familiekring en uit het huis van uw vader…’ Abram moest niet alleen vertrekken uit de streek waar hij woonde, maar ook zijn familie en zelfs zijn vader loslaten. Het loslaten van zijn land en vader gebeurt in Genesis 12:5. Alleen met het loslaten van zijn familiekring had Abram wat meer moeite. Hij nam Lot, de zoon van zijn in Ur overleden broer Haran mee op reis. Pas na de verwoesting van Sodom en Gomorra verdwijnt Lot definitief uit het leven van Abra(ha)m (Genesis 19:29-30).
De Genesis-belofte
Bekeken vanuit het land Kanaän was Abram iemand ‘van de overzijde van de rivier’ (Jozua 24:2). Daar, eerst in Ur, waar zijn vaderen van oude tijden af gewoond hadden en later in Haran, hadden zij onder meer de maangod Sin gediend. In Deuteronomium 26:5 wordt Abram een zwervende Arameër genoemd, of anders vertaald, een verloren Syriër en dat was beslist geen erenaam. Abram was een heiden, een afgodendienaar die dreigde te gronde te gaan. Maar God had een plan met Abram.
Abram ging op weg naar een land dat hem beloofd was, dat hij in bezit zou krijgen, maar hem nog niet toebehoorde. Abram ging op weg, maar hij had geen flauw benul waarheen (Hebreeën 11:8-9).
Met de roeping kwam ook een (meervoudige) belofte:
“Ik zal u een groot volk maken,
U zegenen
en uw naam groot maken;
en u zult tot een zegen zijn.
Ik zal zegenen wie u zegenen,
en wie u vervloekt, zal Ik vervloeken;
en in u zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden’ (Genesis 12:2-3).
Centraal in deze belofte staan de woorden ‘en u zult tot een zegen zijn’. Dit maakt de belofte meer dan de woorden van een onbeduidende stamgod, waarbij het alleen zou gaan om de belangen van de stam. Deze woorden waren de eerste van een serie profetische woorden van de levende God, die allesomvattende invloed zouden hebben op alle geslachten van de aardbodem.
Een volgende keer meer over het leven van Abram en de reden van zijn naamswijziging in Abraham.
Tot zegen voor de volken
Een Joodse visie op de zegen van Abram stond afgelopen maand in de christelijke editie van The Jerusalem Post Daarin werd de belofte aan Abram in verband gebracht met een indrukwekkende reeks van voorbeelden van de manier waarop Israël tot zegen is voor de volken. Bekend zijn bijvoorbeeld de bijdragen van Israëlische reddingteams in gebieden over de hele wereld waar aardbevingen hebben plaatsgevonden. Wanneer zich ergens in de wereld een ramp voltrekt, staat Israël klaar om te helpen, te herstellen en te verbeteren.
Peter Burgers
Wie zich verdiept in de geschiedenis van het volk Israël, kan niet om Abra(ha)m heen, die leefde rond 2000 voor Christus. Hij was de stamvader van de Hebreeërs, de eerste van de patriarchen, de aartsvaders, de term waarmee Abra(ha)m, zijn zonen en zijn kleinzonen worden bedoeld. Abram werd geboren in Ur der Chaldeeën, een wereldstad, gelegen aan een belangrijke handelsroute aan de Eufraat in Sumer, het zuidelijke deel van Mesopotamië, het vruchtbare tweestromenland rond de rivieren de Eufraat en de Tigris, de rivieren die ontspringen in Turkije en in het zuiden van Irak samenvloeien en uitmonden in de Perzische golf.
Archeologie
Restanten van Ur der Chaldeeën werden in 1900 ontdekt door archeoloog Charles Leonard Woolley. De schatten die hij opgroef zijn 1000 jaar ouder dan die van Toetanchamon. De meest opvallende archeologische vondst tot nog toe is een prima bewaard gebleven ziggurat, een piramidevormige tempeltoren. Drie jaar geleden werd een groot eeuwenoud complex blootgelegd, nadat sinds de jaren ’80 archeologisch onderzoek eindelijk weer mogelijk was.
Van Abram wordt gezegd dat hij een nomadische, zwervende herder was, maar het kan ook zijn dat hij aanvankelijk een stedeling was in het welvarende Ur met zijn rijke voorzieningen. Het was Terah die op een gegeven moment het initiatief nam om zijn zoon Abram, zijn kleinzoon Lot en zijn schoondochter Sarai mee te nemen naar Haran (Genesis 11:31), ook wel Paddan-Aram (Genesis 25:20) of Aram-Naharaïm (Genesis 24:10) genoemd. Het was een reis van zo’n 900 kilometer.
Arameeërs
Aram-Naharaïm is de bakermat van het Aramese volk, niet te verwarren met het Armeense volk. Het is één van de oudste volken op aarde en zij spreken de taal van Abraham, Mozes en Jezus. Zij werden, evenals het Armeense volk, het slachtoffer van het Ottomaanse Rijk. In de periode 1914-1918 kwamen ongeveer 275.000 Arameeërs om. Nog steeds worden de Aramese christenen vervolgd. In juni blies een 16-jarige zelfmoordterrorist zich op tijdens de onthulling van een monument in Beth Zalin in het noorden van Syrië ter nagedachtenis van de Aramese slachtoffers van 1915. De aanslag, de vierde binnen een jaar, was gericht op de Aramese Patriarch Afrem Karim van de Syrisch-Orthodoxe kerk, die ongedeerd bleef.
Handelsroute
Vermoedelijk is ook Terah’s zoon Nachor, de vader van Betuel en de opa van Rebekka en Laban, meegegaan, of Nachor is hen later achterna gereisd (Genesis 26:15 en 29:4) naar Haran, een belangrijke stad in het huidige Turkije, strategisch gelegen aan de belangrijke handelsroute naar de belangrijke havenstad in het huidige Libanon, Tyrus, waarvan wordt aangenomen dat het één van de eerste steden is van na de zondvloed.
Bij het vertrek uit Ur speelde al het verlangen om naar het land Kanaän te gaan (Genesis 11:31) en ook in Nehemia 9:7 wordt gesproken over de uitverkiezing van Abram uit Ur der Chaldeeën. Een tocht rechtstreeks naar Kanaän door de snikhete Arabische woestijn, was met grote kuddes schapen en geiten niet mogelijk. Daarom volgden zij één van de handelsroutes van de ‘Vruchtbare Halvemaan’, een gebied dat zich in de vorm van een halve maan uitstrekt van de Perzische Golf via Turkije en Syrië tot aan Egypte. Deze handelsroute voerde langs de oevers van de Eufraat en bracht de familie in Haran, waar ze bleven steken. Totdat God Abram riep.
Abrahams drievoudige roeping
De roeping van Abram vindt volgens Genesis 12:4 plaats wanneer Abram 75 jaar oud is. Het lijkt er bijna op dat Stefanus – op het verkeerde been gezet door de woorden aan het eind van Genesis 11 ‘en Terah stierf in Haran’ – een vergissing maakt als hij de roeping van Abram situeert in Ur (Handelingen 7:2) en het vertrek van Abram uit Haran ‘nadat zijn vader gestorven was’ (Handelingen 7:4). Want wie even snel rekent met de getallen die genoemd worden in Genesis 11:26 en 32 en 12:4 komt tot de conclusie dat Terah ‘pas’ 145 jaar oud was toen Abram op weg ging naar het land dat God hem wijzen zou. Terah leefde dus nog 60 jaar nadat Abram was weggetrokken met al zijn verworven bezittingen (waarbij we moeten denken aan kleinvee, schapen, geiten, runderen, ezels, kamelen).
Dat Abram wegtrok toen zijn vader nog leefde past ook beter bij de drievoudige roeping die Abram ontvangt: ‘Gaat u uit uw land, uit uw familiekring en uit het huis van uw vader…’ Abram moest niet alleen vertrekken uit de streek waar hij woonde, maar ook zijn familie en zelfs zijn vader loslaten. Het loslaten van zijn land en vader gebeurt in Genesis 12:5. Alleen met het loslaten van zijn familiekring had Abram wat meer moeite. Hij nam Lot, de zoon van zijn in Ur overleden broer Haran mee op reis. Pas na de verwoesting van Sodom en Gomorra verdwijnt Lot definitief uit het leven van Abra(ha)m (Genesis 19:29-30).
De Genesis-belofte
Bekeken vanuit het land Kanaän was Abram iemand ‘van de overzijde van de rivier’ (Jozua 24:2). Daar, eerst in Ur, waar zijn vaderen van oude tijden af gewoond hadden en later in Haran, hadden zij onder meer de maangod Sin gediend. In Deuteronomium 26:5 wordt Abram een zwervende Arameër genoemd, of anders vertaald, een verloren Syriër en dat was beslist geen erenaam. Abram was een heiden, een afgodendienaar die dreigde te gronde te gaan. Maar God had een plan met Abram.
Abram ging op weg naar een land dat hem beloofd was, dat hij in bezit zou krijgen, maar hem nog niet toebehoorde. Abram ging op weg, maar hij had geen flauw benul waarheen (Hebreeën 11:8-9).
Met de roeping kwam ook een (meervoudige) belofte:
“Ik zal u een groot volk maken,
U zegenen
en uw naam groot maken;
en u zult tot een zegen zijn.
Ik zal zegenen wie u zegenen,
en wie u vervloekt, zal Ik vervloeken;
en in u zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden’ (Genesis 12:2-3).
Centraal in deze belofte staan de woorden ‘en u zult tot een zegen zijn’. Dit maakt de belofte meer dan de woorden van een onbeduidende stamgod, waarbij het alleen zou gaan om de belangen van de stam. Deze woorden waren de eerste van een serie profetische woorden van de levende God, die allesomvattende invloed zouden hebben op alle geslachten van de aardbodem.
Een volgende keer meer over het leven van Abram en de reden van zijn naamswijziging in Abraham.
Tot zegen voor de volken
Een Joodse visie op de zegen van Abram stond afgelopen maand in de christelijke editie van The Jerusalem Post Daarin werd de belofte aan Abram in verband gebracht met een indrukwekkende reeks van voorbeelden van de manier waarop Israël tot zegen is voor de volken. Bekend zijn bijvoorbeeld de bijdragen van Israëlische reddingteams in gebieden over de hele wereld waar aardbevingen hebben plaatsgevonden. Wanneer zich ergens in de wereld een ramp voltrekt, staat Israël klaar om te helpen, te herstellen en te verbeteren.
Peter Burgers