Abels betere offer

Wim Zwitser • 93 - 2017 • Uitgave: 16
(Hebreeën 11:4)

Tot geloof komen is één, maar volhouden is twee. Dat ondervinden de gelovige Joden in Jeruzalem. Wat een geweldig begin na de uitstorting van de Heilige Geest! Velen komen tot geloof en vormen een machtig getuigenis voor de Heer Jezus. Maar dan wordt Stefanus vermoord en moeten zij massaal vluchten. Zij raken alles kwijt. Toch verdragen zij dat, zelfs met blijdschap! Maar blijft dat zo?

Ongeveer 15 jaar later is de gemeente in Jeruzalem weer behoorlijk gegroeid, maar nu is de stem van enige ex-farizeeërs duidelijk hoorbaar (Handelingen 15:5). Gelukkig komt men nog tot een belangrijk eenstemmig besluit over de vraag wat gelovigen uit de volken moet worden opgelegd.
Nog weer 10 jaar later zijn er vele duizenden gelovige Joden, maar ‘allemaal ijveraars voor de wet’ (Handelingen 21:20). Op dat moment wordt Paulus in Jeruzalem gevangen genomen. Wat doet de plaatselijke gemeente? Helemaal niets. Er wordt zelfs geen bidstond gehouden. Dat was vroeger wel anders (Handelingen 12:12)!

Wat is er veranderd?
Er zijn goede argumenten om aan te nemen dat de brief aan de Hebreeën aan hén is gericht en dat die brief door Paulus is geschreven, bijna aan het eind van zijn leven. In die brief vergelijkt hij het Jodendom met het christendom. Hij legt uit dat Christus de vervulling is van de offerdienst die God ooit eens aan Israël had gegeven. Het zichtbare heiligdom op aarde is vervangen door het onzichtbare in de hemel, en onvolmaakte dierenoffers hebben plaatsgemaakt voor het ene volmaakte offer van Christus. De conclusie van de brief is dan ook: voor de gelovige Jood is er geen weg meer terug naar het Jodendom-zonder-Christus (Hebreeën 6:6).
Wat betekent dat voor hun dagelijks leven?
De Heer Jezus is naar de hemel gegaan en heeft beloofd terug te komen. Christus is nu in de hemel, maar Hij komt straks terug. Deze beide feiten vragen geloof! Maar dat geloof is niet nieuw, want velen uit het Oude Testament hebben precies hetzelfde geloof laten zien. Zo treffen we in Hebreeën 11 een serie geloofshelden aan die ons aanmoedigen om vol te houden in ‘de wedloop die vóór ons ligt’.
Zo’n geloofsleven heeft twee kenmerken: 1) het kijkt vooruit en 2) het kijkt omhoog. Het geloof weet zeker dat straks de dingen die wij hopen in vervulling gaan, en is ervan overtuigd dat wij nu een vrije toegang tot de hemel hebben (Hebreeën 11:1).

Abel
Als eerste geloofsheld wordt Abel genoemd. Dat is opmerkelijk, want Adam heeft na de zondeval toch ook laten zien dat hij geloof heeft? Dat klopt. Hij weet dat de zonde in de wereld is gekomen en daardoor de dood. Dan getuigt het inderdaad van geloof om zijn vrouw Eva (= ‘leven’) te noemen. Als God hen bekleedt met dierenvellen is dat heel belangrijk, maar dat is niet vanwege geloof van hún kant. Nee, niet Adam maar Abel is de eerste persoon die bewust stappen in geloof zet. En die stappen hebben te maken met zijn offer.

Kaïn, de landbouwer
Beide zonen zijn aan het werk en na enige tijd zijn er vruchten. Dat brengt Kaïn op de gedachte om God een offer van de opbrengst aan te bieden. Abel volgt hem in dit plan. Heeft God daarom gevraagd? Nee, het is hun eigen behoefte om God te komen danken.
Als we het verhaal een beetje kennen, heeft de naam Kaïn een negatieve klank, maar in dit begin is hij toch wel sympathiek bezig. Met zijn werk als landbouwer doet hij precies wat God gezegd heeft (Genesis 3:18). Hij ploetert wat af! Als er één is die met enige voldoening God iets kan aanbieden, dan is het Kaïn wel. Hij heeft er hard genoeg voor gewerkt.

Abel, de schaapherder
Abel kiest een ander beroep: schaapherder. Hij doet dat niet om de consumptie van vlees veilig te stellen, want God had nog helemaal geen toestemming gegeven om vlees te eten. Dat gebeurt pas na de zondvloed (Genesis 9:3). Abel hoedt schapen vanwege de wol. God had hun ouders wel aangekleed, maar vanaf hun geboorte moeten ook zij gekleed worden en Adam heeft al snel ontdekt dat wol daar uitermate geschikt voor is. Toch brengt Abel geen wol als ‘vrucht’ van zijn werk. Hij doet iets wat niemand hem had verteld, maar wat ongetwijfeld te maken heeft met het verhaal van de zondeval van zijn ouders en ook de les van hun kleding. Hij trekt dan een heel belangrijke conclusie: als ik naar God wil gaan, dan kan dat alleen maar op grond van de dood van een ander. Abel is zich goed bewust van de heiligheid van God en van zijn eigen kleinheid!
Zo gaat Abel naar zijn kudde en neemt één van de eerstelingen, dus het beste van de schapen die geboren zijn (net als Kaïn en hij). Hij besteedt vooral aandacht aan het vet. Vet wijst op een gezond dier, vol kracht en energie. Dan doet hij iets wat God helemáál niet had gevraagd: hij doodt dat gave schaap om het als offer aan God aan te bieden.
Daar staan de twee offeraars, één met het resultaat van zijn geploeter en één met iets waarvoor hij niets heeft gedaan. Toch slaat God acht op het offer van Abel (acht slaan = staren, inspecteren). Dat heeft voor God méér waarde dan de vruchten van een vervloekte aarde.

Mensen als Kaïn
Vandaag is dat nog precies zo. Er zijn enorm veel mensen als Kaïn, die erg hun best doen om op hun eigen manier naar God te gaan, maar die vergeten dat hun ‘offer’ niets met geloof te maken heeft en alleen maar de opbrengst is van hun eigen geploeter. Wat heeft het voor zin om je best te doen om bij God in de gunst te komen, terwijl God zegt: ‘er is niemand die doet wat goed is, zelfs niet één’ (Romeinen 3:12)? Farizeeërs zijn bij uitstek zulke lieden. Met hun godsdienstige buitenkant maken zij wellicht indruk op mensen, maar de Heer Jezus kijkt er dwars doorheen (Matteüs 23:27).

Mensen als Abel
Bij Abel ligt dat heel anders. Hij komt tot God in zijn kleinheid en nietigheid, maar tegelijk door het geloof in een plaatsvervangend offer. Daardoor verklaart God hem tot een rechtvaardige. Zo is Abel een sprekend voorbeeld geworden voor de Joodse gelovigen in Jeruzalem. Zij moeten opnieuw leren volhouden in hun geloofsleven en niet terugvallen op werken van de wet.

Abel spreekt nog steeds
Niet alleen Abels óffer wijst op Christus, maar ook Abel zélf. Abel én Christus worden gedood door een boze tegenstander en van beiden spreekt het bloed een duidelijke taal. Beiden lijken dus op elkaar, maar er is verschil!
Het bloed van Abel roept tot God, zodat Hij een vervloeking brengt over Kaïn (Genesis 4:11). Het bloed van Christus zal dat straks ook doen over ieder die zich niet bekeerd heeft. Maar nu spreekt Zijn bloed van genade, want dát bloed heeft vrede gemaakt (Kolossenzen 1:20). Daarom spreekt het bloed van Christus béter dan het bloed van Abel (Hebreeën 12:24) en kan God nog steeds ieder mens smeken: Kom, laat je met Mij verzoenen!
Kent u de genade van God? En zo ja, leeft u ook in die genade?

Wim Zwitser

Dit is het eerste artikel over Hebreeën 11, in aanloop naar de Zoeklicht-dag 2017. Thema op deze dag is:

IK BEN er! (van Mozes naar nu)

Kom op zaterdag 7 oktober 2017 naar De Basiliek in Veenendaal.