Aanmodderen als serieuze optie van leidinggeven…

ds. Paul Prijt • 89 - 2013 • Uitgave: 23
‘Na deze woorden spuwde Hij op de grond. Met het speeksel maakte Hij wat modder, streek die op de ogen van de blinde en zei tegen hem: ‘Ga naar het badhuis van Siloam en was u daar.’ De man ging weg, waste zich, en toen hij terugkwam kon hij zien.’ (Johannes 9:6-7)

De bolster is ook van waarde
De herfst nodigt altijd uit om er buiten in de rijkgekleurde natuur op uit te trekken. Mooie wandelingen maken, of met de kleinkinderen zoeken naar fraaie mahoniekleurige kastanjes. Soms geeft dat ook aanleiding tot boeiende gesprekken. Zo had ik met een van onze kleindochters een gesprekje naar aanleiding van haar kastanje-oogst, die ze na een ijverige zoektocht trots aan haar opa liet zien.
Terwijl ze die de prachtige rode kleinoden aan me toonde, ontdeed ze die van de ruwe prikkelende bolsters. “Hé”, zei ik: “vindt je die bolsters niet mooi?” “Nee opa”, zei ze enigszins belerend, “die prikkelende dingen wil ik er niet bij!” Ik ben de discussie met haar maar niet aangegaan, want die verlies je als opa meestal. Maar ik dacht wel bij mezelf: er komt vast een moment in haar leven dat ze ook zal merken dat je de ruwe bolsters van het bestaan niet zomaar even kunt afpellen om alleen het glanzende deel over te houden. De ruwe bolster van het leven heeft ook zijn waarde en zelfs een zekere schoonheid en geeft die kastanje af en toe zelfs meer glans!

De weerbarstigheid van ons bestaan
Het gesprekje met mijn kleindochter deed me denken aan een serieus en ook wel pittig boek dat ik op dat moment aan het lezen was van Paul Frissen: ‘De fatale staat’. Frissen is o.a. hoogleraar Bestuurskunde aan de School voor Politiek en Bestuur van de Universiteit van Tilburg. In zijn boek relativeert hij op een boeiende manier de enigszins aanmatigende rol die de overheid soms kan innemen, of op zijn minst de schijn kan wekken dat ze alle problemen in de samenleving op zou kunnen lossen.
Omgekeerd is het ook vaak de burger die dat ten onrechte van de overheid verwacht. En als de overheid dat gekoesterde geluk, lees de mooie opgepoetste kastanje van mijn kleindochter, niet kan realiseren dan verwachten we het geluk van de school, het bedrijfsleven of de kerk. En alles (en iedereen!!?) wat dat geluk in de weg zou kunnen staan, willen we het liefst wegdoen omdat we (die ruwe bolster) niet wensen te accepteren. Met andere woorden: de moderne mens heeft het steeds lastiger met de rauwe werkelijkheid van het bestaan en is vaak vooral op zoek naar de opgepoetste glimmende kastanje. We zien de overheid of welke instantie dan ook graag als een soort ‘geluksmachine’ en raken teleurgesteld als dat gewenste geluk niet gerealiseerd wordt.

Soms ook niet doen
Frissen pleit in zijn boek voor een realistischer verwachting en aanpak. De overheid kan niet altijd en overal voor iedereen alle problemen oplossen en omgekeerd mogen we dat ook niet van de overheid verwachten. Christenen zouden natuurlijk mogen weten dat hun levensgeluk en zingeving ook niet bij de overheid gezocht moet worden, evenmin als de troost en houvast in het lijden dat het leven brengt.
Frissen adviseert ook de moderne mens dat soort zaken niet (alleen) van de overheid te verwachten als hij zegt dat er een lot en tragiek is die niet door overheid of bestuurlijke inzet is op te lossen en die we gewoon zouden moeten leren accepteren. Er zou vanuit christelijk perspectief nog wel wat meer te zeggen en te reageren zijn op zijn visie op zaken als tragiek, lot en verzoening, maar dat kan ik in dit korte bestek niet doen. Maar wat me vooral bij hem aanspreekt is de oproep tot (bestuurlijke) bescheidenheid. We verwachten soms teveel van de overheid, instanties, de kerk, van elkaar misschien wel! Ik kan wel wat met Frissen meevoelen als hij oproept onze verwachtingen niet te hoog op te schroeven: onze mogelijkheden zijn vaak zo beperkt, er is zoveel onterechte ‘maakbaarheids-suggestie’ in de samenleving en dat gaat ook de kerken niet voorbij, waarbij we soms bijna suggereren de wereld en het leven wel naar onze hand te kunnen zetten. Frissen zegt dan: soms moeten we maar beter even een keer de handen in de zak houden en ‘niet-doen’, terugtreden, dingen de tijd gunnen. Dat is ook een realistische optie! Hij spreekt over een actieve houding van ‘niet-doen’, waarvoor je ook een zeker lef nodig hebt! Ik moest denken aan Job, die zijn hand op de mond legde en verwonderd, verbaasd keek naar de dingen die gebeurden en ze uiteindelijke zwijgend in Gods handen neerlegde. Frissen tempert dus het grenzeloze activisme dat hij ziet en bepleit juist vaker een zekere ‘verzoening’ (anders dan het Bijbelse begrip) met de gebeurtenissen.
Vanuit de Bijbel kennen we natuurlijk ook een soort heilige onrust om je soms juist niet bij de gebeurtenissen neer te leggen en ze te veranderen, te keren zoals een Esther dat deed en via haar inzet God een ommekeer bracht in het lot van haar volk. Maar de oproep tot bescheidenheid van Frissen om ook eens vaker ‘niet te doen’ vind ik op zijn minst een zekere ontspanning geven die voor veel leidinggevenden in de wereld en in de kerk geen kwaad kan, lijkt me. Het is niet voor niets dat God een rustdag aan de mens gaf om vanuit de rust en relatie met Hem en het even ‘niet-doen’ daarna weer volop dienstbaar te zijn in deze wereld en Gods koninkrijk.

Aanmodderen is een serieuze optie
Frissen vertaalt dit gegeven zelfs in een bijzondere bestuursvorm: namelijk van het ‘aanmodderen’. Ik moest daarbij denken aan mijn allerjongste kleinkind, dat nog zo heerlijk in de modder kan spelen. Frissen zegt: ‘Hoe volmaakt onze plannen ook zijn, hoe volledig de informatie, hoe geavanceerd de beleidstheorie ook mag zijn: altijd is de werkelijkheid weerbarstig. Bestuurskunde is daarom altijd een wetenschap van zoeken en tasten van het moeizame en voorlopige.’
Ik dacht aan de Here die juist met modder en niet met beleidsvisies en nota’s(!) de ogen van de blinde man weer opende! Terug naar het zand waarmee de mens gevormd is, waar de Here de levensadem inblies. Aanmodderen, ach zo is het vaak beste lezer, het mag ons bescheiden houden. Maar tegelijk mogen we ook leven vanuit de verwachting van het grote Advent: Maranatha(!), als alle weerbarstigheid wordt opgeheven en de schepping ontdaan zal worden van haar ruwe bolster. En tot die tijd modderen we maar aan, heerlijk, met de vreugde van een kind!

ds. Paul J. Prijt