Aan Gods lijdende knechten

Jan van Barneveld • 92 - 2016 • Uitgave: 6
Alle knechten van de HERE lijden. Vaak een groot, bijna ondraaglijk lijden. Lijden waarbij je alleen maar kunt zwijgen en huilen. Dit is geen makkelijke waarheid. Sommige gelovigen spreken deze waarheid zelfs tegen. Immers, de Here Jezus heeft ‘ons leed gedragen’ (Jesaja 53:4, HSV).Toch blijft er een ‘delen in het lijden van Christus’. Vaak een zware weg van lijden tot heerlijkheid. Waarom gaat Israël al vanaf het begin deze weg?

Met Job schreeuwt Israël: “Waarom? Waarom ik?” Dit zijn zware vragen. Corry Blei-Strijbos schreef een proefschrift over Joodse Auschwitzliteratuur. De veelzeggende titel is: ‘Woorden voor het Onzegbare’.

Onschuldig lijden
Over alle knechten van de HERE komt lijden. Profeten hadden geen makkelijk leven. Veel profeten zijn vermoord. Jeremia werd herhaaldelijk met de dood bedreigd. Het tragische huwelijksleven van Hosea kent u. David was jaren op de vlucht voordat hij koning kon worden. Jozef werd door zijn broers in een put gegooid om daar te sterven. In Egypte kwam hij onschuldig in de gevangenis voordat hij onderkoning van een wereldrijk werd. Zij kwamen tot Gods doel voor hen en tot heerlijkheid langs een weg van zwaar, onschuldig lijden.
Gods vrome, oprechte, Godvrezende knecht Job staat model voor het lijden van veel mensen en van Israël. Over ons persoonlijke lijden zegt Paulus: ‘Want ik ben er zeker van dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid die over ons geopenbaard zal worden’ (Romeinen 8:18). Een heerlijke troost die de HERE in Zijn grote genade zeker waar zal maken.

Jesaja, Daniël en de siddoer
Een van de moeilijke vragen rond het lijden gaat over de relatie tussen schuld en lijden. Gebeden van Jesaja en Daniël zijn voorbeelden: ‘Gij hebt ons aan de macht van onze ongerechtigheden prijsgegeven’ (Jesaja 64:7). En: ‘Wij hebben gezondigd en misdreven… daarom is over ons uitgestort de met een eed bekrachtigde vloek’ (Daniël 9:4-19). Schuldbelijdenis en gebed om vergeving en herstel.
Dergelijke gebeden komen ook terug in de siddoer, het gebedenboek dat in synagoges wordt gebruikt. Maar voor bijvoorbeeld Elie Wiesel is deze verklaring onvoldoende om de verschrikkingen van Auschwitz te begrijpen en te verwerken. Het was te erg, te vreselijk wat daar gebeurde. Hij schreef: “Maar ik was opgehouden met bidden. Wat sympathiseerde ik met Job! Ik ontkende niet dat God bestaat, maar ik twijfelde aan zijn absolute gerechtigheid.” Ruth, een Israëlische vrouw die mij wat Ivriet probeerde bij te brengen, zei: “Jan, ik was in de oorlog in Duitsland; ik geloof niet in God.” Een tijd later zei ze: “Jan, als een Jood zegt, dat hij niet in God gelooft, geloof dan die Jood niet.”
Eén gebeurtenis in Auschwitz, die Wiesel vertelt, maakt nog steeds diepe indruk op mij:
‘Op een dag werden er wapens gevonden in het kamp… drie geboeide veroordeelden werden opgehangen. Eén van hen was een kind. Duizenden gevangen stonden er omheen. De drie slachtoffers werden op de stoelen gezet. Hun nekken gingen in de stroppen. “Lang leve de vrijheid” riepen de twee volwassenen. Het kind was stil. “Waar is God? Waar is Hij?” vroeg iemand achter mij. De stoelen werden omver gegooid… Toen de twee volwassenen waren overleden, leefde het kind nog steeds. Zijn tengere lichaam bewoog als een veer in de wind. Achter mij hoorde ik dezelfde man achter mij vragen: “Waar is God nu?” Ik hoorde een stem diep in mij hem antwoorden: “Waar is Hij? Hij is hier, Hij hangt hier aan deze galg…”’
Jesaja zegt hierop: ‘In al hun benauwdheid was Hij benauwd’ (63:9).

Meer
En toch en toch is er meer. Knechten van de HERE lijden. Altijd! Job, profeten, David, Jozef en bovenal de Eerste Knecht van de HERE, de Here Jezus. Waarom ook altijd weer Gods andere knecht, Israël. Tot op vandaag. Israël lijdt onder de leugens van de BDS-propagandisten en andere antisemieten. Onder de druk en de haat van de EU, de VN en de meeste moslims. Waarom worden de Joden en nu ook Israël bijna altijd ‘gepakt’? Voorzichtig probeer ik enkele redenen uit de Schrift aan te halen.

Gods grote genade
Waarom moest Israël 400 jaar in Egypte onderdrukt worden? Zwaar lijden onder het slavenjuk van Egypte? ‘Eerder is de maat van de ongerechtigheid van de Amorieten niet vol’ (Genesis 15:16). De volken van Kanaän kregen 400 jaar om zich te bekeren. De ‘gedeeltelijke verharding over Israël’ wordt pas opgeheven als ‘de volheid van de heidenen binnengaat en aldus zal heel Israël behouden worden’ (Romeinen 11:25,26). De wereld krijgt nog even (?) de tijd om zich te bekeren. Israël moet wachten en lijden. De haat tegen Israël en het antisemitisme zijn graadmeters voor de goddeloosheid van de volken. De beker van Gods toorn loopt vol. Gods beloofde heerlijkheid voor Israël komt.

Barensweeën van de eindtijd
‘De Verlosser zal uit Sion komen’ (Romeinen 11:26) voorzegt Paulus. De Here Jezus voorzegt een periode, vlak voor de eindtijd, die Hij ‘het begin van de weeën’ (Matteüs 24:8) noemt. Na de zware ‘weeën’ in Openbaring komt de Messias in en met Zijn heerlijkheid. Intussen lijdt Israël.
In Jesaja 66:7-9 lezen we hoe Israël twee keer weeën krijgt. De eerste keer voor de geboorte van een zoon, die de Verlosser zal worden (Jesaja 66:7). De tweede keer kreeg ‘Sion nauwelijks barensweeën of zij baarde haar kinderen.’ De ‘geboorte’ van de moderne staat Israël. Dit herstel van Israël gaat nog steeds door. Want de HERE is niet ‘Een die doet baren en toesluit’ (Jesaja 66:9). Het baren en veel lijden gaat door.

Het volk van God
Alles wat bij de HERE, de God van Israël hoort, zal gehaat en vervolgd worden. In onze tijd wordt de strijd om het komende Koninkrijk zwaar. Satan verzet zich met alle wreedheid die in hem is. De vervolgingen van christenen nemen toe in aantal en wreedheid. Israël wordt steeds meer geïsoleerd, gehaat en van alle kanten aangevallen. Ieder die zich voor Israël en voor het Evangelie inzet, krijgt aanvallen te verduren. Bid voor elkaar.

Aan Gods lijdende knechten
We geloven en weten dat ‘na een korte tijd van lijden Hij ons zal volmaken, bevestigen en grondvesten’ (1 Petrus 5:10). En dat wij ons ‘met vreugde zullen mogen verblijden bij de openbaring van Zijn heerlijkheid’ (1 Petrus 4:13).
Wat Israël betreft zegt de HERE tegen ons: ‘Troost, troost mijn volk.’ Door uw voorbede, steun en hartelijk medeleven. Tegen alle lijdende knechten en knechtjes van de HERE klinkt zachtjes en lieflijk Zijn stem: ‘Kom bij Mij van de Libanon, bruid, kom bij Mij van de Libanon… van de holen van de leeuwen van de bergen van de panters’ (Hooglied 4:8). “Kom,” zegt de HERE. Hij zal u troosten.

Jan van Barneveld