Aan de mens gelijk geworden

Joop Schotanus • 76 - 2000/01 • Uitgave: 20
Ieder mens, op deze wereld geboren, behoort tot een familieverband en een volk. Een geboorte in Bethléhem uit een zekere Maria zo'n 2000 jaar geleden maakte de kleine nieuwe wereldburger tot een Jood. De naam die hij zou dragen had aan elk Joods jongetje gegeven kunnen worden. Niemand die vreemd opkeek van de naam Jezus. De besnijdenis op de achtste dag hoorde er volop bij en het zou ondenkbaar geweest zijn dat deze baby niet de besnijdenis zou hebben ondergaan. De tocht van Nazareth om in zijn geboorte plaats Bethlehem terecht te komen had alles te maken met menselijke familieverbanden en afkomst en zelfs ook op de achtergrond met het heffen van belasting door de keizer. Deze Jezus groeide op in de Joodse cultuur, in een bepaalde streek met een door en door menselijke geschiedenis. Het dorp heette Nazareth. Omdat hij daar opgroeide was hij meer een dorpeling dan een stadsmens. Het gebied waarin hij opgroeit wordt gekenmerkt door bergen en vlakten, en verderop door zee en zand. Als men spreekt over de uitgestrektheid van dit geboorteland van noord naar zuid, dan wordt er gesproken over 'van Dan naar Berseba'. Het gaat dan om een uitgestrektheid van een beetje meer dan 200 kilometer. De afstand van de Middellandse Zee tot het Jordaandal bestrijkt ongeveer 80. kilometer. Nazareth, de plaats waar hij zijn jeugd doorbrengt, ligt in het noorden. Een vijftiental
keren wordt Jezus in de Bijbel dan ook 'Jezus van Nazareth' genoemd.

JEZUS VAN NAZARETH
We hebben het nog altijd over het menszijn van Jezus van Nazareth. Er zijn mensen geweest. die over hem geschreven hebben. Lukas heeft een verregaand onderzoek ingesteld naar de Jezus van Nazareth. die in Bethlehem geboren blijkt te zijn. Er hoeft geen enkele twijfel meer te bestaan over 'het aan de mensen gelijk geworden'.

Als Lukas in Handelingen verwijst naar zijn eerste boek aan Theofilus, dan spreekt hij van wat Jezus begonnen is 'te doen en te leren'. Veel van wat daar in Nazareth op Jezus afkwam bleek later goed bruikbaar voor zijn onderwijs. Dat onderwijs was ook doordrenkt van wat hij in zijn Joodse Bijbel had gelezen en van wat de goddelijke schepping aan illustraties te bieden had. Hij kende het leven van de schaapherder en had gezien hoe de pottenbakker zijn prachtige werk deed. Hij zag hoe de kooplui met elkaar omgingen en hoe vrouwen stonden te wachten op hun beurt bij de korenmolen of bij de waterput. Hij wist hoe het dak van een huis gefabriceerd werd om bestand te kunnen zijn tegen de stortregens en hoe de vloermaterialen stevig aangestampt en met versplinterd zandsteen vermengd werden. Hij was op de hoogte van alles wat tot het beroep van vader Jozef behoorde. Verder wist hij hoe belangrijk de olielampjes waren in deze donkere leemhuizen met vaak van die heel kleine ramen. Het gebruik van die lampjes was helemaal afhankelijk van de beschikbare olijfolie. Hij kende ook de geschiedenis van de oude versterkingen uit de oorlogsgeschiedenis van Israël. Verder was hem niets ontgaan van het boerenbedrijf. Het oogsten op het land en het dorsen op de dorsvloer maakte Jezus mee, evenals het persen van de druiven. Hij werd ingewijd in het zingen van de traditionele Joodse melodieën. Hij leerde de Joodse gewoonten en gebruiken kennen bij begrafenissen en bij huwelijken. Niets was hem meer vreemd toen hij op dertigjarige leeftijd begon aan zijn goddelijke bediening. Hij was in alle opzichten aan de mensen gelijk geworden, uitgezonderd de zonde zegt ons de Hebreeënbrief, want hij was niet in het bezit van de Adamitische zondige natuur. In deze gestalte van de mens kunnen we over hem schrijven met kleine letters.

HET GROTE GEHEIM
"Die hoewel Hij God was, Zich met heeft vastgeklampt aan Zijn goddelijke rechten. Integendeel. Hij legde Zijn grote macht en heerlijkheid af en kwam als dienaar in het lichaam van een mens. Herkenbaar als mens, vernederde Hij zich en gehoorzaamde tot het uiterste, zelfs tot in de dood aan het kruis” Filp2 :5-8 Dit vers laat de grote tegenstelling zien tussen de heerlijkheid van de Godheid van Christus en wat het offer van de afdaling tot Zijn menszijn inhield. Het betekende dat Hij ging afzien van het gebruik van al Zijn goddelijke mogelijkheden. Het vrijwillig offer van de menswording. De Godheid heeft bepaalde eigenschappen die onverenigbaar zijn met het menszijn. Voor de menswording en na de opstanding bezat Christus deze eigenschappen onder eigen beheer, maar tijdens Zijn vernedering heeft Hij Zich volkomen afhankelijk gesteld van de Vader. Wat wij in Adam kwijt zijn geraakt. vanwege ons eigenmachtig en zelfstandig optreden, is door Christus voor ons teruggewonnen doordat Hij zich volkomen afhankelijk heeft opgesteld van de Vader. Hij weigerde zelfstandig en op eigen initiatief van Zijn goddelijke eigenschappen gebruik te maken, hoewel de verzoeking in de woestijn hierop gericht was. Hij beperkte zich tot het plan van God de Vader, zoals geopenbaard in de menswording. Dit was de enige manier- om de Scheppingsorde weer te herstellen. In wezen is dat de betekenis van de ontlediging (kenosis).

DE KENOSIS
Dit houdt in dat de Here Jezus vrijwillig afstand heeft gedaan van het gebruik van Zijn goddelijke eigenschappen, terwijl we weten dat Hij toch bovennatuurlijke tekenen en wonderen heeft verricht. Zijn goddelijkheid en Zijn mensheid konden naast elkaar blijven bestaan, maar Hij leefde en bestond op het niveau van het menszijn. Zijn gebedsleven is een bewijs van Zijn volkomen afhankelijkheid van de Vader. Hij genas alleen die zieken, waartoe Hij een Vaderlijke opdracht kreeg. Zijn hele bediening stond onder directe leiding van de Vader, want Hij was naar de aarde gezonden om zich daar in alles onder de directe wil van de Vader te stellen. Hij was alleen verbonden met Zijn bovennatuurlijke mogelijkheden, als de Vader dat toeliet. De Heilige Geest kon dit mogelijk maken. Langs deze weg is de Here Jezus in Zijn dagelijkse omgang met de Vader gehoorzaam geweest, ja zelfs tot aan de dood van het kruis. Dit is de grond van onze behoudens. Anders hadden we nooit terug kunnen krijgen wat we in de zondeval zijn kwijt geraakt.

ONS VOORBEELD
Als we in de brief van Petrus lezen, dat de Here Jezus ons een voorbeeld heeft nagelaten, opdat wij in Zijn voetstappen zouden treden, dan heeft dat alles te maken met afhankelijkheid. Allereerst zijn we voor onze verlossing afhankelijk van Christus' gehoorzaamheid tot de dood. Het plaatsvervangend lijden en sterven. We zijn ons vaak wel bewust dat we aan onze eeuwige verlossing zelf helemaal niets kunnen bijdragen, hoewel dat voor velen ook nog wel eens moeilijk in te zien is. Waar echter heel veel gelovigen nog veel moeite mee hebben is dat men voor de levensheiliging ook volkomen afhankelijk is van de goddelijke genade. Onze heiliging bestaat uit het afzien van onszelf en bij voortduring opzien naar Christus, die ons Leven is. Alles wat voortvloeit uit het opgeven van ons zelfbeschikkingsrecht kan niet anders dan Gode welbehaaglijk zijn. God verheerlijken in ons leven kan alleen als we in geen enkel opzicht meer gericht zijn op liet verwerven van eigen erkenning, aanzien en acceptatie. Hij kan niet in ons leven verheerlijkt worden als we nog gericht zijn op eigen prestaties of op het streven naar succes. Overvloedige genade kan alleen ervaren worden in absolute afhankelijkheid. Met Kerst worden we daar met grote nadruk weer bij bepaald. We kunnen pas echt Kerstfeest vieren als -we beseffen dat alles genade is.

Joop Schotanus