7 Waarheden uit de Pinkstertoespraak van Petrus (3)

Kris Tavernier • 89 - 2013 • Uitgave: 13
De eerste vier feiten hadden betrekking op het gebeuren dat zich op aarde heeft afgespeeld. In de volgende drie feiten verlegt Petrus het accent naar wat realiteit geworden is in de hemel. Petrus heeft betoogd dat er een opstanding is en dat Jezus als eerste de opstanding is ingegaan. Vervolgens gaat Petrus nu in op de plaats is die Jezus heeft.

'Nu Hij dan door de rechterhand van God is verhoogd' (Handelingen 2:33a).

Jezus is verhoogd door de rechterhand van God. We moeten dit natuurlijk begrijpen als door de rechterhand van God, maar vervolgens ook aan de rechterhand van God (vers 35).
In de wereld werd Hij door de mens vernederd, in de hemel is Hij door God verhoogd aan Zijn rechterhand. Het contrast kan niet groter zijn dan dat! Petrus geeft niet veel uitleg bij deze werkelijkheid, maar de Bijbel laat zien dat de verhoging van Jezus aan Gods rechterhand van wezenlijk belang is. Deze werkelijkheid wordt maar liefst zo'n twintig1 keer genoemd in het Nieuwe Testament. Psalm 110:1 - het vers dat Petrus aanhaalt - is het meest geciteerde vers uit het Oude Testament. Nog steeds heeft Jezus een plaats van verwerping in deze wereld. Dat Hij verhoogd is in de hemel en daar een plaats heeft aan de rechterhand van God wordt niet aanvaard.
Dat de Here Jezus is gezeten aan de rechterhand van God, geeft Zijn plaats en positie aan. Jezus heeft de Naam boven alle namen gekregen (Filippenzen 2:9). Hij staat boven alle overheid, gezag, kracht en heerschappij (Efeziërs 1:20-21, Hebreeën 1:3-4, 1 Petrus 3:22). Wij zien met het oog van het geloof nu reeds Jezus met eer en heerlijkheid gekroond (Hebreeën 2:7). Daar is ons oog op gericht (Kolossenzen 3:1). Dit besef geeft ons kracht om de wedloop van dit leven met volharding te lopen (Hebreeën 12:1-2). Straks zal het ook openbaar worden voor de ganse schepping (vgl. Filippenzen 2:11, Openbaring 5:12-13). Vooreerst voor Israël, want Hij die door de rechterhand van God is verhoogd, is door God gesteld tot overste Leidsman en Redder van Israël (Handelingen 5:31).
Al zijn vijanden zullen aan Zijn voeten worden gelegd als een voetbank. Dit drukt de superioriteit van de Here Jezus uit over elke denkbare macht of gezag of kracht of wat dan ook. Een illustratie hiervan vinden we in Jozua 10:24. De vijanden werden voor de voeten gelegd, waarna de overwinnaar zijn voet in de nek van de overwonnene zette. Het was een teken van de totale overwinning die was behaald en de onderwerping van de vijand. Dit is de logische uitkomst van de wedergeboorte, de grote vernieuwing van alle dingen, waarbij Jezus Christus zal zitten op de troon van Zijn heerlijkheid.

'De belofte van de Heilige Geest heeft ontvangen van de Vader, heeft Hij dit uitgestort wat u ziet en hoort' (Handelingen 2:33b).

De uitstorting van de Heilige Geest is een bewijs van de verhoging van Jezus aan de rechterhand van God. In de hemel heeft Jezus de beloofde Heilige Geest ontvangen. Het is eigenlijk de tweede keer dat de Here Jezus de Geest heeft ontvangen. De eerste keer was op aarde om zelf Zijn eigen dienstwerk hier te verrichten. God heeft Hem immers gezalfd met de Heilige Geest en met kracht (Handelingen 10:38, Matteüs 3:16). De tweede keer heeft Hij de belofte van de Heilige Geest uitgestort op Zijn discipelen die hier verder zijn getuigen zijn: 'Maar u zult kracht ontvangen wanneer de Heilige Geest over u komt, en u zult mijn getuigen zijn, zowel in Jeruzalem als in heel Judea en Samaria en tot aan het einde van de aarde' (Handelingen 1:8, Johannes 15:26-27). Jezus had hun dit zelf beloofd tijdens het laatste avondmaal (Johannes 14:16). Het is de belofte van de Vader waarop de discipelen moesten wachten (Handelingen 1:4, Lucas 24:49). Het is de aangekondigde doop met de Heilige Geest (Handelingen 1:5, Matteüs 3:11, Marcus 1:8, Lucas 3:16, Johannes 1:33).
De getuigen mogen delen in de zalving van de verhoogde Here in de hemel. De uitstorting van de Heilige Geest en de zalving met kracht dient immers om de discipelen getuigen te laten zijn. De woorden discipelen (28x) en getuigen (>30x) zijn kernwoorden in het boek Handelingen om de gelovigen en hun dienst te typeren. De kracht van de Heilige Geest in ons en Zijn leiding, stellen ons in staat om krachtige getuigen te zijn van de Here Jezus Christus. De Here is Zelf niet meer op aarde, maar Hij heeft in plaats daarvan de Heilige Geest gezonden om in ons en door ons het werk voort te zetten (Handelingen 1:8, Johannes 14:16, 16:7). Ook ons wil Hij maken tot gehoorzame discipelen en krachtdadige getuigen! Het werk is de behoudenis van mensen (vgl. Handelingen 2:21,40). Daarbij zijn de discipelen getuigen (vgl. Romeinen 10:14) en doet de Geest een onmisbaar werk (vgl. Johannes 16:8-11).

'Dat God Hem zowel tot Heer als tot Christus heeft gemaakt' (Handelingen 2:36).

Volgend op de plaats die de Heer Jezus gekregen heeft aan de rechterhand van God volgen twee titels die Hij nu ook als verheerlijkte Mens draagt. Hij is Heer en Hij is Christus. Dit is de conclusie en de climax van Petrus' toespraak.
Dat Hij Heer is houdt in dat alle dingen aan Hem onderworpen zijn. Alle autoriteit van God is aan Hem gegeven om uit te oefenen. Alle rechten van God zijn aan Hem gegeven om te claimen. Alle gezag van God is aan Hem gegeven om gestand te doen. Dat is immers wat het Heer-zijn inhoudt, zoals het Heer-zijn van God in het Oude Testament ook deze kenmerken draagt. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de omstanders radeloos vragen wat ze nu moeten doen (vers 37). Ze beseffen natuurlijk dat ze in deze Heer hun Rechter tegenkomen (vgl. Handelingen 17:31). Maar Petrus mag hen geruststellen dat Hij niet alleen Rechter, maar ook Redder is (Handelingen 4:12). Wie Hem als Verlosser en Heer erkennen worden door Hem behouden (Handelingen 2:21).
Dat Jezus de Christus is betekent dat Hij de door God Gezalfde is. In de eerste plaats voor Israël, maar tevens is Hij hoofd over de hele schepping (Efeziërs 1:10). De rechtmatige heerschappij over alles is aan Hem! Alle gedachten en doelen van God, Zijn raad en plan, zullen door Hem gerealiseerd worden.

Kris Tavernier

1 Matt. 22:44, 26:64, Marc. 12:36, 14:62, 16:19, Luc. 20:42, 22:69, Hand. 2:25,33,34, 5:31, 7:55,56, Rom. 8:34, Ef. 1:20, Kol. 3:1, Hebr. 1:3,13, 8:1, 10:12, 1Petr. 3:22 (incl. de Nieuwtestamentische verzen waarin Ps. 110:1 wordt geciteerd).