7 Waarheden uit de Pinkstertoespraak van Petrus (2)

Kris Tavernier • 89 - 2013 • Uitgave: 12
'Hem heeft God opgewekt door de weeën van de dood te ontbinden, aangezien het niet mogelijk was dat Hij door deze werd vastgehouden' (Handelingen 2:24).

Jezus werd verworpen en gedood door mensen, maar Hij werd opgewekt door God. Dat is het vierde punt in Petrus' betoog, waar hij ook de meeste aandacht aan geeft (vers 24-32). De apostelen waren in de eerste plaats ooggetuigen van Zijn opstanding (vers 32). Het belang van de opstanding kan niet overschat worden. Niet alleen weidt Lucas er in zijn verslag de meeste aandacht aan, hij plaatst het ook in het centrum van Petrus' toespraak.

Davids profetie
De opstanding van Jezus is een bevestiging van het feit dat Hij de Messias is. Hetgeen David schrijft in Psalm 16:8-11 (Handelingen 2:25-28) kan immers niet over hemzelf gaan. In Psalm 16:10 staat namelijk 'Gij geeft mijn ziel niet prijs aan het dodenrijk, noch laat Gij uw gunstgenoot de groeve zien.' David is wel degelijk gestorven en zijn lichaam is tot ontbinding overgegaan. Daarvan getuigt zijn graf. Petrus verwijst naar het grafmonument van de koningen van Juda waarin, in een daaronder gelegen dodenkamer, ook het lichamelijk overschot van David was bijgezet.
Maar David was wel een profeet en hetgeen hij in Psalm 16 geschreven heeft, gaat dan ook over de Messias. Petrus verwijst naar Psalm 132:11 waar aan David een eed gezworen wordt dat iemand uit zijn nageslacht op zijn troon zal zitten. David heeft dus geschreven met het oog op de opstanding van de Christus (Handelingen 2:31). In de plaats van ontbinding heeft Hij 'wegen van leven' gezien (Handelingen 2:28, Psalm 16:11). Met klem bevestigt Petrus dan ook dat Jezus deze Messias is waarover David het had, want Jezus heeft geen ontbinding gezien maar is uit de dood opgewekt.

Betekenis van de opstanding
In de Septuaginta is de uitdrukking 'weeën van de dood' een weergave van de Hebreeën uitdrukking 'banden van de dood', die voorkomt in Psalm 18:5 en 116:3. In deze verzen krijgen we een beeld van het dodenrijk als een gevangenis. Petrus zegt aansluitend: 'aangezien het niet mogelijk was dat Hij door deze (d.i. de dood) werd vastgehouden.' Ook hier krijgen we de indruk van een gevangenschap. Maar Jezus kon niet vastgehouden worden. God heeft de ketens van de dood losgemaakt. Jezus is opgewekt, Hij is opgestaan en zo is de dood overwonnen.
De macht van de dood is verbroken en de dood heeft voortaan niet meer het laatste woord. Hier op aarde komt aan alles een einde door de dood. Maar voor God staat alles in het licht van de opstanding! Denk aan de 'wegen van leven' die gepaard gaan met vreugde in de nabijheid van God en dat voor eeuwig (Psalm 16:11, Handelingen 2:28). In de plaats van het dodenrijk is de weg des leven gekomen (Spreuken 15:24). Wat een ander perspectief is dat. Een perspectief dat ook ons leven vandaag mag kleuren. Aan het einde van Paulus' uiteenzetting over de betekenis van de opstanding in 1 Korintiërs 15 eindigt hij met de gedachte dat heel ons aardse leven in het licht hoort te staan van de opstanding: 'wees standvastig, onbeweeglijk, altijd overvloedig in het werk van de Heer, daar u weet, dat uw arbeid niet vergeefs is in de Heer' (vers 58). Hoe wij hier op aarde leven en wat wij hier voor de Here doen, is van betekenis in de opstanding!

Weeën en wedergeboorte
Het is opmerkelijk dat Petrus niet het woord 'banden' gebruikt, maar wel het woord 'weeën'. Weeën kun je immers niet ontbinden. Petrus lijkt hier het ontbinden van de dood te vergelijken met het einde van weeën. Het einde van weeën resulteert in de geboorte. Jezus gebruikte het beeld van weeën en geboorte om Zijn komst voor te stellen (Johannes 16:21-22). In Zijn rede over de laatste dingen gebruikt Hij ook het beeld van weeën om te tonen dat daarna Zijn komst en alles wat daarbij hoort volgt (Marcus 13).
Dit in gedachte houdend, moet Petrus wel doelen op de 'wedergeboorte' in de zin zoals dat bedoeld is in Matteüs 19:28, namelijk een totaal nieuwe stand van zaken. Dan zal de Zoon des mensen zitten op de troon van zijn heerlijkheid. Ook de twaalf apostelen zullen op tronen zitten. En ook allen die zijn naam toebehoren zullen wat zij opgegeven hebben honderdvoudig terug ontvangen en eeuwig leven beërven (vers 29). Dat is de grote vernieuwing of wederoprichting van alle dingen (Handelingen 3:21).

Delen in verwerping en opstanding
Dit heeft alles te maken met de opstanding, waarbij Jezus Christus de Eerstgeborene uit de doden is (Kolossenzen 1:18, Openbaring 1:5). Christus is opgewekt uit de doden, als eersteling van hen die ontslapen zijn (1 Korintiërs 15:20). Het woord 'eersteling' is een oogstterm. De eersteling van de oogst kondigt een verdere oogst aan. 'Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden.' Maar ieder in zijn eigen orde: Christus als de eersteling, daarna die van Christus zijn, bij Zijn komst (1 Korintiërs 15:22-23). Jezus heeft, om zo te zeggen, de opstandingswereld aan het licht gebracht. De deur tot de opstanding is geopend. Hij heeft een plaats verworven in de opstandingswereld en die deelt Hij met zijn volgelingen (vgl. Johannes 17:22).
Het opstandingsleven geeft Hij aan allen die de Zijnen zijn. Hij is immers de Opstanding en het Leven (Johannes 11:25). In Christus zullen de gelovigen het (opstandings)leven krijgen: 'God nu heeft de Heer opgewekt en zal ook ons opwekken door zijn kracht' (1 Korintiërs 6:14). Zonder de opstanding waren wij voor eeuwig en altijd nog in onze zonden (1 Korintiërs 15:17), dan bleven wij nog steeds verloren (vers 18), dan heerste de dood verder als koning (vgl. Romeinen 5:12,17). Maar in de opstanding is de dood verslonden en is er een nieuwe werkelijkheid gekomen: 'Waar is, dood, uw prikkel? Waar is, dood, uw overwinning?' (1 Korintiërs 15:55). Er is een andere wereld, de opstandingswereld. Als wij delen in Zijn verwerping, mogen wij met Hem delen in de opstanding als mede-erfgenamen van Hem (Romeinen 6:5, 8:17, Filippenzen 3:10-11). In de verwachting van de opstanding hebben martelaren het sterven liever gehad dan het aardse leven (Hebreeën 11:25).

Vrijheid
De opstandingswereld is van een totaal andere orde dan deze huidige wereld. In plaats van vergankelijkheid is er onvergankelijkheid, tegenover sterfelijkheid staat onsterfelijkheid (1 Korintiërs 15:42). Tegenover oneer staat heerlijkheid (vers 43). Tegenover de dood staat het eeuwige leven (vgl. Johannes 6:40). We hebben niet langer uitzicht op de gevangenschap van het dodenrijk, maar op de vrijheid van de opstandingwereld! Tegenover de verkrampende angst (weeën) van de dood staat de bevrijdende vreugde van de opstanding.

Kris Tavernier