7 Waarheden uit de Pinkstertoespraak van Petrus (1)

Kris Tavernier • 89 - 2013 • Uitgave: 11
Op de Pinksterdag houdt Petrus zijn eerste toespraak. Het is een kernachtige samenvatting van de waarheid aangaande de Heer Jezus Christus zoals de Geest van Hem getuigt (Johannes 15:26-27). Dit getuigenis is gericht op de behoudenis van mensen. Zo kondigt Petrus zijn toespraak aan en daartoe roept hij zijn hoorders ook op na zijn toespraak (Handelingen 2:21,40).

In deze toespraak vinden we dan ook de kern van het onderwijs van de apostelen, zoals zij die vervolgens leerden. Dit onderwijs maakte een wezenlijk onderdeel uit van het gemeenteleven in de prille gemeente (Handelingen 2:42). De boodschap van Petrus is nog steeds de boodschap voor vandaag. De toespraak bevat zeven waarheden over de Here Jezus die de kern van het onderwijs vormen voor het gezelschap dat ontstaat op de Pinksterdag.

'Jezus de Nazoreeër, een man, door God aan u bevestigd door krachten, wonderen en tekenen die God door Hem in uw midden heeft gedaan' (Handelingen 2:22).

Petrus begint zijn betoog met de mensheid van de Here Jezus. Hij duidt Hem aan als een man en wel een Nazoreeër, d.i. 'afkomstig van Nazareth'. Jezus is geboren in Bethlehem, maar was algemeen gekend als de Man uit Nazareth (vgl. Johannes 1:47). Jezus was goed bekend geweest en zowat alle toehoorders in Jeruzalem toen wisten over Wie Petrus het had. Zo weten mensen vandaag de dag gewoonlijk ook wel dat Jezus historisch bestaan heeft. Het is over deze Persoon dat Petrus het wil hebben en over die Persoon dat ook wij het moeten hebben.
Petrus wijst er vervolgens op dat zijn toehoorders hadden moeten weten dat er meer aan de hand was geweest met die Jezus. Hij had allerlei dingen gedaan voor het oog van mensen die hun tot nadenken hadden moeten stemmen. Hij deed krachten, wonderen en tekenen. Deze dingen waren niet in het verborgene gebeurd, maar 'in uw midden'. Het was voor iedereen zichtbaar en wie er niet bij was, had er wel over gehoord. De dingen die Jezus had gedaan, konden niet het werk van mensenhanden zijn (Johannes 3:2). De wonderen van de Here Jezus waren tekenen als bewijs van Godswege (Hebreeën 2:3-4). De wonderwerken worden in de Bijbel gezien als bewijzen van het koninkrijk van God (o.a. Marcus 16:20). Ze dienden om Jezus te bevestigen als de Messias van God, zodat men Hem zou herkennen en erkennen. Het Griekse woord 'apodedeigmenos' (bet.: aangewezen, aangesteld, benoemd, bestemd) wordt gewoonlijk gebruikt voor de aanstelling tot een ambt. De wonderwerken bewezen dat de Here Jezus door God was gesteld tot Zijn Messias. Wanneer Johannes de Doper met twijfel worstelt in de gevangenis en zijn discipelen naar Jezus stuurt met de vraag of Hij de Messias is, antwoordt Jezus dat ze hem moeten vertellen over de wonderen die Hij verricht (Matteüs 11:2-5, Lucas 7:18-22). En dat is voldoende als antwoord en bewijs. Petrus laat zijn toehoorders dus zien dat Jezus door middel van de wonderen door God bevestigd was geweest als de Messias.

'Door de bepaalde raad en voorkennis van God overgegeven' (Handelingen 2:23a).

Petrus heeft zijn toehoorders gewezen op de zichtbare dingen die Jezus heeft gedaan en die bewezen dat er meer gaande was achter de schermen. Daar gaat hij nu op door. Iedereen wist dat Jezus aan het kruis was gestorven. Maar net zoals Jezus niet zomaar een Mens was, was Zijn dood ook niet zomaar een sterven. De dood van Jezus was een offer volgens de raad en de voorkennis van God. In Gods heilsplan was Jezus de Sleutel. Hoewel mensen het niet hebben gezien, voerde God Zijn masterplan uit. Er is niets gebeurd wat God niet op voorhand wist of niet onder controle had. Integendeel, alles wat er gebeurd is met de Heer Jezus was naar de raad en het plan van God (Handelingen 4:28).
God heeft het beste voor met de mens en wil hem enorme zegen schenken. Maar eerst en vooral moet de mens daarvoor van zijn zondeschuld verlost worden en gerechtvaardigd worden voor God. Het is volgens Gods raad dat het offer van de Here Jezus dat mogelijk heeft gemaakt.

'Hebt u door de hand van wettelozen aan het kruis gehecht en gedood' (Handelingen 2:23b).

Aan de ene kant is de Here Jezus overgegeven door God, aan de andere kant is Hij ook door mensen overgegeven in de dood (Handelingen 3:13). Terwijl God in liefde en genade handelde, handelde de mens in boosheid en haat. Naast de onzichtbare raad van God is er de zichtbare daad van de mens. Zij die op het eigenste moment luisterden naar Petrus waren medeverantwoordelijk voor de dood van Jezus. De Joden hebben Jezus niet zelf terecht gesteld, dat hebben de wettelozen, nl. de Romeinen (heidenen die zonder de Joodse wet zijn) gedaan. Maar het gebeurde wel doordat de Joden Zijn dood eisten. Petrus stelt in deze toespraak het Joodse volk verantwoordelijk en drukt dit aan het slot van zijn betoog heel duidelijk uit, wanneer hij de daad van de kruisiging op hun rekening schrijft: 'die gij gekruisigd hebt' (Handelingen 2:36). Het is een serieuze beschuldiging die Petrus hier bij zijn toehoorders legt. Zij die Jezus Jeruzalem hadden ingejuicht, hebben Hem enkele dagen later de stad weer uit geschreeuwd. Petrus spreekt zijn toehoorders heel direct en rechtstreeks aan, ook zij die er niet bij waren toen Jezus naar Golgotha werd geschreeuwd. Petrus laat zien dat iedereen, of zij er nu bij waren of niet, vroeger of nu, in zekere zin schuldig zijn aan de dood van Jezus.
Petrus drukt met deze uitspraak tevens de plaats uit die Jezus heeft in deze wereld, die van een ongewenste. Dat was wel duidelijk gemaakt door de verwerping van de Here Jezus, zelfs in die mate dat Hij ter dood werd gebracht. Het is de plaats die Jezus nog steeds heeft in de wereld en hoe langer hoe meer. Het is de plaats die Zijn discipelen, Zijn getuigen, bereid moeten zijn te delen met Hem. De gelovigen, de volgelingen van Jezus, zullen in deze wereld geen plaats vinden als zij ware getuigen willen zijn van Hem. Petrus zal aan het einde zijn toehoorders dan ook oproepen om zich af te scheiden van 'dit verkeerde geslacht' dat de Here verworpen heeft (Handelingen 2:40, vgl. Filippenzen 2:15). Wie de Here Jezus wil volgen, zal zich moeten afscheiden van deze wereld die Hem verwerpt.

Kris Tavernier